Het Nederlandsch Tooneel
Herman Teirlinck: Ik Dien

De oude sproke van zuster Beatrijs verhaalde in diepe eenvoud van haar vrome leven, van de bekoring door de wereld, van de alomvattende vergeving. Om het hoofdmotief, de ontsteldheid over het wonder, voegden zich enkele gebeurtenissen, kleine momenten, waarin dit wonder zijn voorbereiding en voleinding vond. En er was geen andere bedoeling dan te spreken van de volheid der genade Gods door Maria, de Moeder boven alle tijdelijkheid.

Opmerkelijk is het, dat meerdere moderne kunstenaars beseft hebben, dat hier de basis te vinden was voor een herschepping. Het middeleeuwse verhaal liet vele mogelijkheden ongebruikt, want het was meer de geschiedenis van het mirakel dan van Beatrijs; zij was het exempel, waarin de genade de mensen openbaar werd. De bewerking van Boutens, die op deze plaats alleen volledigheidshalve genoemd zij, behield in haar ijle lyriek grotendeels dit naieve karakter. Felix Rutten daarentegen dramatiseerde de legende tot een zwaarwichtig stuk, waarin hij de ontwikkeling wel horizontaal verbreedde, maar zelden diepte bereikte; hij hield zich in hoofdzaak nog aan het origineel, voegde er enige personen en zelfs onpersoonlijke lokstemmen bij, maar slaagde er hierdoor niet in de Beatrijs-figuur met veel nieuwe waarden te verrijken.

Daarnaast staat nu Teirlinck met zijn ‘Spel ter ver-

[p. 55]

heerlijking van Zuster Beatrijs’. Hij schiep in zijn Vertraagde Film een wonderlijk beklemmend toneelwerk, waarin de spanning van enkele ogenblikken tot een durende droom is uitgebreid; het werk van een geraffineerde, wie geen levensbeweging meer vreemd is, maar van één, die door taal en emotie gebonden wordt aan het Vlaamse volk, dat nog van de directe ontroering leeft. Het was dus te verwachten, dat Teirlinck de nadruk zou leggen op Beatrijs' gang door de wereld, om daarna een nog schoner apotheose te geven in het mirakel, dat de zonde tot zondeloosheid maakt. Immers hier is Beatrijs niet alleen verwereldlijkt; zij verzinkt in verstompte gemeenheid en doorleeft de zinnelijkheid tot het uiterste. Langs deze lijdensweg wordt zij gedreven tot het hervinden van het ware levensbesef, dat zich niet in de veelheid der verschijning verliest.

Om deze Beatrijs dwarrelen de gestalten, die Teirlinck met haar deed geboren worden: de ‘mime’. Blik, de blindgeboren Tong, waarin haar ontwakend zinneleven is verbeeld, Gratiaan, die dit voor haar tot realiteit maakt, Isegrim, de louter-zinnelijke, de Duivel en zo vele andere creaties van een fantasie, die Breughel zeer nabij komt. Onze Lieve Vrouwe behield Teirlinck in wezen vrijwel ongewijzigd uit het oude verhaal; in haar starre onbewogenheid is zij de alpha en omega van Beatrijs' leven, dat in het zotte gewemel van de wereldkermis dreigde te vergaan.

De betekenis van dit spel ligt voornamelijk in het prachtige tweede bedrijf; het was dan ook een zeldzaam gelukkig toeval, dat Magda Janssens in haar Beatrijsvertolking juist hier het ware accent vond. In het kloostergewaad bleef haar strijd met de twee levensfasen meermalen uiterlijkheid; onder de zweepslag van de wereld, met niets dan de armzalige resten van wat eens geluk was, gaf zij uit de volheid van haar groot talent de gepassioneerde vrouw, met alle verfijnde schakeringen van het gemoedsleven van de minnares, moeder, straatmeid tenslotte. Déze Beatrijs, die de lokkende geest der aarde dient, was de Beatrijs, die Magda Jans-

[p. 56]

sens doorleefde.

Het is niet de minnaar Gratiaan, die overigens door Gobau verdienstelijk werd gespeeld, die voor Beatrijs de uitkomst brengt. Het is veeleer Maria, de Moeder Gods, het stille symbool. Mevr. Royaards-Sandberg legde in deze moeilijke rol sterk het element van het metafysische, de rust voor en na de ervaringen, waardoor zonder twijfel het essentiële in deze figuur benaderd werd. Daartegenover stond evenzeer doorleefd de plompe, wel zeer vleeslijk-Vlaamse Duivel van La Roche, die het spel der ontaarding den volke vertoont, voorbereid door de personificaties Blik (Jacques Reule) en Tong (Sophie de Vries), die het bloedeloze van hun wezen loffelijk bewaarden, al was naast de kostelijke mimiek van de eerste het vrouwelijke in Tong niet zeer beschaafd. Ik vermeld verder de voortreffelijke Isegrim van Saalborn en de Moeder van Anna Sablairolles.

De sublieme regie van Royaards, de buitengewoon geslaagde en decoratieve toneelbouw van Wijdeveld, die (met enkele uitzonderingen) geheel de stijl van Teirlinck's werk behielden, maakten deze voorstelling tot één der belangrijkste gebeurtenissen in dit seizoen.

 

23 februari 1924

M.t.B.