Het Vereenigd Tooneel
Marcel Achard, Speelt U met mij? Jules Renard, Rooie
In een verwrongen spiegel ziet de mens zich uitgerekt, samengeperst, platgevouwen, scheefgetrokken; maar hij ziet zichzelf. Al groeien zijn voeten uit zijn horlogeketting, al verlengt zich zijn voorhoofd tot zijn grote teen, hij ziet zichzelf. De elementen, die hem samenstellen, gelieven zich aldus te vertonen, omdat een object buiten hem onbarmhartig is... maar hij ziet zichzelf. Het waterige oog wordt tot een grillig meer, de neus tot een gekookte kreeft, de extremiteiten vormen wanhopige chersonesen... maar hij ziet zichzelf!
Hij, die het waagt zich te bekijken in het verwrongen speculum vitae van Marcel Achard, aanschouwt de clown. En hij zal misschien enigszins verontwaardigd zijn, want in een spiegel wenst men een net en goed man te zien: hij zal klagen, dat de spiegel niet deugt en zich gechoqueerd afwenden. Helaas, mijnheer, U ziet niets anders dan Uw eigen beeld. Al zijn Uw schoenen uitgerekt, al is Uw hoge zijen tot een vingerhoed gedegradeerd, gij ziet Uzelf in Crockson en Rascasse. En als het bijzonder meevalt ziet U een dromerig minnaar, belachelijk in de kunst van ‘faire l'amour’... Auguste...
Dit is wel de grote waarde van dit verrukkelijke clownsspelletje, dat het in zijn groteske verhoudingen
een spel van mensen is gebleven. Juist de verhoudingen, die met alle reële afmetingen spotten, maken de clown: speler tot in de bittere ernst en ernstig tot in het piassige spel; een voor het oog wanordelijk complex eigenschappen. Maar omdat de eigenschappen leven, is de groepering, de uitrekking en de samenpersing alleen een parodische rangschikking, waartoe een auteur het volste recht heeft. In de clown immers leeft het leven scheef, op dat het rechte leven zijn elementen in buitenmodel kan aanschouwen.
‘L'amour est une bataille dans laquelle chacun lutte avec des armes différentes’. Zo peinst Isabelle, het raadselachtige wezen Vrouw, dat ook zichzelf een raadsel blijft, terwijl zij de oplossing zoekt bij Monsieur Loyal29, het houten, idool op de achtergrond. Vergeefs concurreren de clowns Crockson en Rascasse met hun potsierlijke strijdmiddelen om haar gunst, vergeefs tenslotte ook zijn de pogingen van de zachtmoedige Auguste. Verrassend lopen in deze bataille het ‘werken’ (de cliché-terminologie van het paardespel) en de ‘werkelijkheid’ door elkaar tot een manoeuvrerepetitie van het eeuwige tournooi der liefde, clownesk gearrangeerd binnen de ring van het circus, ‘ronde comme la lune et comme la terre’...
Wie in deze grappigheid, wereld van andere dimensies, niet zijn eigen wereld bespeurt, wie in de clown niet een anderdimensionaal zelf ontdekt, gaat aan Achard voorbij.
Ten tonele gebracht in de niet slaafse en mede daarom hoogst verdienstelijke vertaling van Fred. Chasalle bleek Voulez-vous jouer avec moi? ook voor hollandse spelers een dankbare taak. Joh. Kaart komt de eer toe een zo in de puntjes verzorgde Crockson te
hebben uitgedacht, dat een Fransman het hem niet zou kunnen verbeteren. Zijn bleke antipode Rascasse werd door Frits van Dijk luchtiger opgevat en met meer verfijning en bewuste parodie gegeven. Misschien kan er nog groter snelheid in hun samenspel komen. Deze wens geldt zeker voor Willy Haak, wier Isabelle niet onverdeeld mijn bewondering had; zij was door te langzaam tempo en te weinig raffinement soms wat vermoeiend. Zeer juist karakteriseerde Verbeek daarentegen Auguste; vooral niet te veel naar het August-de-Domme-type, waardoor allicht een verkeerde indruk zou worden opgewekt.
De combinatie met Poil de Carotte van Jules Renard had weinig zin. Achard is een zeer voldoend menu voor een gehele avond, waarbij een dessert overbodig en, vergeef mij het beeld, zeker geen klap op de vuurpijl is. Rooie is nu bovendien nog te lang, te veel episode ook, om als nastuk te kunnen boeien bij een spits en dartel, maar bovenal àf tragikomedietje als Speelt U met mij?. Een kind dat uitgestoten en schuw naast een liefdeloze moeder leeft en onverwacht een bondgenoot vindt in de vader, tekent Renard hier met een trieste en cynische humor, die in fragmenten sons voortreffelijk is; de dramatisering van het geval laat echter te wensen over. Het spel van Willy Haak als Rooie bleef aan de oppervlakte (zie daarbij Tilly Lus in Uitkomst!); het overschreed niet het anekdotische. Een buitengewoon goede vader van Chapelle, met psychologisch inzicht vertolt, redde het nauwelijks.
Ongetwijfeld zal het Achard ten goede komen, wanneer men Renard weglaat. En Achard is hier toch de man, om wie het gaat.
21 maart 1925
M.t.B.