Alliance Francaise, (artisten van het Odeon en Le Vieux Colombier)

Molière, Les Fourberies de Scapin Courteline, Un Client Sérieux

Het franse toneel in Amsterdam heeft gewoonlijk meer reden van bestaan als expositie van avondtoiletten en hoffelijk-heldenmoedige verberging van deceptie dan als dramatisch feit. De fouten van regie en décor plegen zo in het oog lopend hinderlijk te zijn, dat de goede kwaliteiten (in dictie vooral!) daarbij angstig klein schijnen. En men verzucht: ‘Waarom hebben Wegener en Bassermann ons verlaten? Dat is althans representatief buitenlands toneel!’

Gelukkig mocht deze Molièreopvoering met Courteline als nagerecht enigszins een uitzondering op de monotone regel heten. Wel was het décor geheel in stijl met de traditionele stijlloosheid, wel was er op de acteurs veel te zeggen... maar het was tenminste Molière, de onverbeterlijke schepper van situaties met een perspectief van menselijkheid, vrijwel de enige ‘klassieke’ uit het Louis XIV-tijdvak, die nog aanspraak kan maken op de gulle waardering en het ongedwongen meeleven op de gulle waardering en het ongedwongen meeleven van een modern publiek. Deze kunst, die zo door-en-door burgerlijk schijnt, gaat nog zo diep, dat zij stand zal blijven houden naast en ondanks zielanalytici als Schnitzler, die de botsingen der individuen herleiden tot innerlijker conflicten.

Scapin is niet Molière's geniaalste schepping, maar

[p. 249]

hij is wel een zeer speelse interpretatie van intriges en daarom altijd amusant. Helaas is mij de hollandse Scapin onbekend, zodat ik geen vergelijking kan maken met die van Blancard. Deze Fransman speelde de schelm hoofdzakelijk als clown, een opvatting, waarover te discussiëren valt; maar van deze narrige komiekheid maakte hij iets en hij had dus succes. Een sukkelige Géronte van Dharblay was de enige, die naast hem een bepaald reliëf aan zijn creatie gaf. Behalve de inferieure vrouwenrollen, déden de medespelers het verder wel.

 

Un Client Sérieux paste zich bij de Molièregeest uitstekend aan. Courteline neemt hier de advocaat, die pleit, omdat hij nu eenmaal pleit, onverschillig voor wie, in een kernachtige eenakter te pakken. George-Scey en de Ruys vooral openbaarden zich hierin als fijngevoelige acteurs, die het paar verbijsterde procederenden met glimlachende humor weergaven. Voeg daarbij een zeer voldoende advocaat (Dharblay) en president (Le Marchand) en het is verklaarbaar, dat deze grap, die niet, als Molière, de onvolkomenheden van de omgeving storend liet uitkomen, de avond daverend besloot.

 

4 april 1925

M.t.B.