[p. 331]

Menno ter Braak

De gewoonte van het huis gebiedt, dat degenen, die de Janskluize verlaten, een testimonium wordt uitgereikt; waarop ieders verdiensten en goede eigenschappen staan aangemerkt, vergezeld van de gebruikelijke vriendelijke woorden.

Nu het aan mij staat om de redacteur ter Braak, die zijn officiële betrekkingen met P.C. gaat verbreken, een dergelijk getuigschrift te verstrekken, valt het niet gemakkelijk de verschillen de rubrieken van het rapport uit elkaar te halen; ter Braak heeft vrijwel alle genres beoefend, die in P.C. gebruikelijk en mogelijk zijn, al onze beschikbare instrumenten heeft hij met vlijt en nauwgezetheid, niet zonder virtuositeit, bespeeld - en welke muziek we ook te horen kregen, de dominerende grondtoon was steeds ter Braak.

Voor de buitenwereld - stelling buiten de enge Corpskring - was hij P.C.'s bekendste redacteur. Als zodanig was hij vertegenwoordiger van het nihilistendom - wat weinig zegt - en opvolger van Scholte - wat alles zegt. - Van Scholte is eens gezegd, dat hij een geheel sterrebeeld aan de P.C.-hemel besloeg; ter Braak heeft er met grote tact voor gewaakt het hem uiteraard toebedeelde terrein te overschrijden, en ondanks zijn verbazingwekkende produktie, steeds vermeden een dergelijk persoonlijk stempel op ons blad te drukken. Niet alleen lag dat niet in zijn aard - hij was er te bescheiden en te ‘relatief’ voor - maar het zou hem gehinderd hebben in één zijner beste kwaliteiten: zijn journalistiek.

Ter Braak is journalist, misschien mogen we zeggen: journalist geworden door P.C. In een der moeilijkste takken van dit mysterieuze werk heeft hij zich gespecialiseerd; de kunstreportage - ondankbare en gevaarlijke arbeid - heeft hij ter hand genomen en ik meen, dat zijn wekelijkse kronieken vlot, doordringend en geestig, in hun genre voortreffelijk waren en dat hun vaste plaats in P.C. algemeen gewaardeerd

[p. 332]

werd.

Vanzelf kom ik nu op een tweede zijde van mijn slachtoffer: ter Braak de criticus. Ook in dit eveneens gevaarlijk beroep - met het eerste nauw verbonden - heeft hij zich gewaagd. In deze gedaante deed hij zich kennen niet als een fanaticus, met sterk persoonlijk standpunt, als een pennevoerend heros - neen, zich met belangstelling openstellend voor alle meningen en richtingen, koos hij met zorgvuldigheid wat hem het meest aantrok, het best met hem strookte en lichtte dan zijn standpunt, steeds voorzichtig, toe. Zo werden zijn litteraire kronieken voor de lezers beter oriënterend en vruchtbaarder dan de kritieken van een meer uitgesproken persoonlijkheid. Toch wist Ter Braak meermalen, waar hij het nodig oordeelde, een gewaagde stelling in te nemen en moedig op de vijand af te rukken. Hij kon dan in Cocktail of Hippocreen scherp uit de hoek komen, maar hij bleef daarbij steeds fijn en beheerst. Van meer betekenis was zijn serieus kritisch werk: ik denk hier b.v. aan zijn opbouwende filmkritieken en vooral aan het vermaard geworden hoofdartikel ‘Europa voor de Europeanen’ en zijn ‘Kentering’-polemieken. Ter Braak was een der weinige redacteuren, die in staat waren zich boven de enge gezichtskring van een bepaald genre te verheffen en een ruimer terrein te overzien; technisch gesproken, hij was een geregelde klant voor de rubriek Hoofdartikelen en wat daarin onder zijn naam te vinden is, is stellig niet het minste deel van zijn journalistiek en kritische arbeid.

En dan is er nu nog een kant van ter Braak, die ik niet mag vergeten - een kant, waarvan het publiek hem minder heeft leren kennen en die zelfs voor ingewijden veelal in een nevelig duister gehuld bleef: ter Braak als litterator. Deze persoonlijkste en misschien belangrijste kwaliteit is te weinig in P.C. uitgekomen - wellicht wat in de knel geraakt door de journalistiek of door overmatige bescheidenheid. Maar de enkele malen dat wij hem in diverse vermommingen

[p. 333]

onder Proza en Poëzie of Feuilleton aantroffen, konden we hem waarderen als een fijngeestige, gevoelige persoonlijkheid, die zich misschien te weinig uitsprak.

Zo ben ik aan het eind gekomen van mijn testimonium. Welke kant ter Braak verder zal uitgaan weet ik niet.

Hij heeft kwaliteiten, gepaard aan een ijver en plichtsbetrachting, die we steeds bijzonder waardeerden. We zijn verheugd, dat deze jonge letterkundige aan ons blad heeft meegewerkt - en meer nog - dat het iets voor hem geweest is. We verliezen in hem een goed redacteur, maar we weten dat hij een goed vriend van Propria Cures zal blijven.

 

24 oktober 1925

H. (de la) F.(ontaine V.(erwey)