Gloriant
Schoolvoorstelling van het Hofstad Tooneel.
Kon. Schouwburg.

De z.g. ‘abele spelen’ trekken in den laatsten tijd steeds meer belangstelling: men herinnert zich voorstellingen van het naïeve ‘Esmoreit’ en het gecompliceerde ‘Lanseloet van Denemerken’, die en succes waren, Het was dus een zeer gelukkige gedachte, het minder bekende ‘Gloriant’ onder de oogen te brengen van de schooljeugd, die gistermiddag den Kon. Schouwburg in drommen kwam belegeren. De abele spelen hebben een zeer elementairen bouw; alle bijzaken zijn erin vermeden, de intrigue is simpel en de psychologie gemakkelijk te verstaan; daarom zijn zij bij uitstek geschikt voor jongeren, niet voor kinderen wel te verstaan, maar voor hen, die bezig zijn zich los te maken van het kinderlijke. De problemen van den volwassen mensch worden hier gegeven in den eenvoudigen vorm van een spel met weinig afleidende factoren. Dat men de opvoering waardeerde, bleek uit het hartelijke applaus duidelijk genoeg, al werd het humoristische wel wat meer naar voren gebracht dan de bedoeling van de spelers zal zijn geweest, maar ook dit is de moeite waard; de reactie van een publiek als dit is in sommige opzichten buitengewoon zuiver; cliché-gebaren, die ons niet meer opvallen, worden door de jeugd met een lach gevonnisd.

‘Gloriant’ is het spel van den trots, die de twee gelieven doet volharden in hun verachting van de ‘minne’, tot zij elkaar vinden en zich gewonnen geven; de rest van de handeling is bijzaak. Misschien is ‘Lanseloet’ gevarieerder; maar ‘Gloriant’ heeft zeker niet minder qualiteiten. Men zou kunnen philosopheeren over de eigenaardige, half-romantische, half-religieuse functie, die de liefde hier vervult; wij sparen deze meditaties echter liever tot een andere gelegenheid en beperken ons tot de opvoering.

Deze had, onder de regie van Veterman, veel verdienstelijks. Speciaal het decor was van een suggestieven eenvoud, die voor dit soort werk vereischt is. Paul Steenbergen als Glorant en Hélène Vink als Florentijn handen beiden eer van hun werk, terwijl Jan van der Linden een pittigen oom en Dick van Veen een kloeken bode te genieten gaven. Men was nogal eens bezijden den tekst, maar daar werd met rapheid overheen gespeeld.

Na de pauze gaf men ‘Die Buskenblazer’, een sotternie, waarin Elsensohn gelegenheid te over kreeg, om de zaal met zijn grollen te vermaken, bijgestaan door Dick van Veen als den bedrieger met het busje, waaruit de verjongingskuur moet komen, mevr. Heymans - Snijders als ‘'t wijf’ en Roemer als de ‘ghebuere’. O.i. had men beter de (gekuischte) ‘leute van Nu Noch’ kunnen kiezen, die meer om het lijf heeft dan deze wel wat al te zeer op één vondst drijvende grap; maar per slot van rekening is de sotternie bedoeld als ‘uitsmijter’ en moet men dus niet al te nauw kijken. Toch pleit het voor het onderscheidingsvermogen der aanwezigen, dat zij ‘Gloriant’ aanmerkelijk meer bleken te waardeeren dan ‘Die Buskenblaser’!

Men is van zins, de voorstelling Zaterdagmiddag a.s. te herhalen. Moge de belangstelling voor dit lofwaardige pogen, onze Middelnederlandsche teksten in wijden kring populair te maken, op evenveel en zoo mogelijk nog meer belangstelling rekenen dan ditmaal reeds het geval was.

M.t.B.