Kurhauscabaret
Het tweede programma

Met zijn eerste programma, dat zeker meer als een aanloopje en een experiment met de schommelende temperatuur was bedoeld, was Louis Davids minder gelukkig; maar hij heeft nu revanche genomen met een van a tot z uitstekend verzorgde reeks cabaretnummers, waarvan de meeste boven het gemiddelde uitgaan. Het was gisterenavond trouwens, of de vermaarde kleine man het zelf voelde, dat hij met deze gemeente voor den dag kon komen; hij was vijfmaal beter op dreef dan 15 Juni j.l., had zijn beau jour en zong op volle kracht zijn liedjes. Het is mij ditmaal al bijzonder opgevallen, dat ook een chansonnier zijn ‘dag’ heeft, Louis Davids van 15 Juni was niet te vergelijken met den Louis Davids van 1 Juli, die het maximum-effect met zijn voordracht wist te bereiken.

Als eerste leidde Davids een debutante, Rita Fleming, in; zij zong een paar liedjes, die niet alle voldoende beheerscht werden en veel zenuwen verrieden; maar mej. Fleming belooft wel iets, al zal zij er goed aan doen zich voorloopig bij het eenvoudige genre van haar ‘Lullaby’ te houden. Maar na dit nog wat wankele beginnummer was alles in orde. Walther Behr en zijn gramofoon gaven (samen! men moet het er bij zeggen) een alleraardigst stel parodieën, die geweldig insloegen; signorina Mercadente bespeelde met een innemenden glimlach haar mandoline; en daarna wonnen twee Parijsche chansonniers, waarvan één met een heel vriendelijk babygezicht, stormenderhand de harten der aanwezigen o.a. met het luchtige ‘La Petite Ville’, het rake ‘Dollar’ en een ‘aanvulling’ op Lucienne Boyer. Zij heeten Gilles en Julien.

Na de pauze een bijzonder voorname en begaafde voordrachtskunstenares, Irmgard Andersen, die in een paar chansons van Friedrich Holländer uitmuntende dingen bereikte. De beide laatste nummers brachten ‘dramatische kunst’ in het klein; de Russische schets ‘Truba’, met Toni van Otterloo jr als kozak, Rita Fleming als Maria Jahubofna en Louis Davids ook al als Rus. Tenslotte een zeer geslaagd renbaanduet gespeeld door Hans Horsten en Max Ehrlich. De laatste deelde bovendien met Davids de conférence en hij deed het met groot succes, al was men van tijd tot tijd wat benauwd, dat hij het heele gordijn zou meesleuren; hij behoort n.l. tot de conferenciers, die hun handen niet thuis kunnen houden, als zij een achtergrond tot hun beschikking hebben. Een dynamisch type, dat men categorisch moet onderscheiden van het statische.

Dat het programma insloeg, behoeft wel geen betoog.

M.t.B.