Dansavond Jodjana
Afscheid van de Residentie

Raden Mas Jodjana gaat zich, gelijk men weet, in Frankrijk vestigen, waar hij een dansschool zal openen in het Château de Vergoignan. Daarom droeg de avond, dien hij gisteren in Diligentia gegeven heeft, een eenigszins ‘plechtig’ karakter; een zeer talrijk publiek (waaronder ook de burgermeester van 's-Gravenhage) was opgekomen om Jodjana voor zijn vertrek nog eens toe te juichen, en aan bloemen ontbrak het natuurlijk niet, waar deze Indische danser in 's-Gravenhage zoo lang zijn pied à terre heeft gehad en er vele vrienden heeft gemaakt. Ben van Eijsselsteijn heeft aan het einde van de voorstelling namens die vrienden en bewonderaars het woord gevoerd en Jodjana het beste gewenscht voor de toekomst. Ook Raden Ajoe Jodjana en Roemahlaiselan moesten in de hulde deelen; een hulde, waarvoor Jodjana zelf dank heeft gebracht.

Het programma, dat voor vele aanwezigen wel allerlei oude bekenden zal hebben doen herleven, gaf een goed overzicht van Jodjana's kunst. Voor mij blijft de beste en zuiverste dans, dien ik van hem gezien heb, toch ‘Kelana’, de verbeelding van den ijdelen koning, die door de passie aan zijn waardigheid ontvalt om er tenslotte weer toe terug te keeren. Hier werken dansfiguren en costuums zoo harmonisch samen om een eenheid te scheppen, dat men steeds weer gebiologeerd wordt door het gebeuren en zelfs het gevoel van afstand kwijt raakt, waaraan men tegenover deze exotische cultuurmanifestatie toch niet zoo spoedig ontkomt. ‘Kelana’ heeft dat evenwicht van gestyleerde abstractheid en concreten inhoud, dat den Javaanschen dans zoo bijzonder aantrekkelijk maakt; het is juist dit evenwicht, dat boeit, en ieder overslaan naar uitersten schaadt hier. Ik kan b.v. de dansen ‘Hamudji’ (gebed ter inwijding van den avond) en ‘Musikar’ (den dans van den vogel, die dansend en zingend sterft) niet bewonderen, omdat hier de opzettelijke bedoeling veel te sterk doorbreekt; die driemaal neervallende vogel heeft voor mijn gevoel een te democratische directheid van dramatiek, die men in Jodjana's dans juist zoo gaarne mist. De voornaamheid van ‘Kelana’ vindt men veel zuiverder terug in ‘Maya-Maya’ (de groene schemer), een van Jodjana's soberste en daardoor juist indrukwekkendste dansen. Verder stonden ‘Passoepenan’ (de droom in den tempel), ‘Ardjoena’ en ‘Shiva’ op het programma; dansen, die zich bij een herzien volkomen handhaven, al bevestigt zich geen van hen zoo als ‘Kelana’.

Roemahlaiselan droeg 'n zeer verdienstelijken Balineeschen wapendans bij.

Na iederen dans heeft men Jodjana hartelijk toegejuicht. Het ‘tot weerziens’, dat de heer van Eijsselsteijn den danser toeriep, zal dan ook stellig de gezindheid van zeer velen hebben weergegeven.

M.t.B.