Tijdschriften

Groot Nederland

Maurice Gilliams opent het December-nummer met een reeks kwatrijnen: ‘Het Verleden van Columbus’. Poëzie, die aan Greshoff en Eric van der Steen herinnert en het van de bizarre tegenstellingen moet hebben.

 
Een vrouw moest op mijn schrijfboek waken
 
terwijl ik vocht met droomen-draken.
 
Ik daalde van de kling in ’t gras.
 
Daar zat zij lief wat vuur te maken.

B.A. Meuleman vervolgt zijn vertaling van ‘Peer Gynt’. E. Zernicke (Zernike?) begint een roman ‘Vriendschappen’, in den beproefden Hollandschen stijl.

Marie Anne Tellegen publiceert brieven van Belle van Zuylen (geschr. tusschen 1760 en 1775) aan Constant d’Hermenches, vertaald naar de Fransche editie bij Plon verschenen. Deze Belle van Zuylen werd later Mme de Charrière en had later nog een kortstondige relatie met den twintig jaar jongeren Benjamin Constant. De hier afgedrukte brieven zijn niet bijster belangrijk, maar geven een aardigen kijk op de toenmalige correspondentievormen.

Een geenszins opmerkelijke novelle van P. Pellinkhof en de vervolgen van Van Bruggens ‘Peter Puttel’ en Fischers studie over de Europeesche cultuur completeeren met de gebruikelijke boekbesprekingen de aflevering.

 

M.t.B.