Hij bewondert ons land
Frankrijk wil geen dictatuur, maar herziening
Georges Duhamel is niet het type van den Franschman, zooals de publieke opinie een Franschman wil hebben. Evenals André Malraux, die in veel opzichten zijn antipode is, verloochent hij in zijn voorkomen het Latijnsche element; en juist daarom zijn deze schrijvers voor het buitenland van bijzondere beteekenis. Zij vernietigen de legende, die het Fransche volk aan een bepaald cliché dreigt te binden, zij bewijzen door hun aanwezigheid zóó en niet anders, dat het altijd van onverantwoordelijke oppervlakkigheid getuigt de cultuurverschijnselen van een volk over één kam te scheren.
Overigens lijken Duhamel en Malraux niet op elkaar. Zooals wij Duhamel in een gezellig Hollandsch milieu zien zitten, zou hij zonder eenig bezwaar Van Hamel kunnen heeten. Hij heeft iets gemoedelijks, iets vertrouwelijks over zich, dat den Hollander zeer goed ligt. Zijn uiterlijk is een manifestatie van ietwat nerveuze bereidwilligheid, vriendelijkheid, ik zou haast zeggen: bonhomie. Niets spreekt in Duhamels trekken van onverzoenlijkheid, en zelfs in zijn betuigingen van afkeer (jegens de wolkenkrabbers en de machines) straalt een onveranderlijke welwillendheid door. Men heeft zoo van die menschen, ook onder de schrijvers; zij kunnen nog zoo scherp en fel trachten te zijn, het lukt hun niet, omdat zij in hun natuur die scherpe en felle tegenstellingen niet hebben. Er is in Duhamel veel van den familievader; niet alleen figuurlijk, want hij is voortdurend ongerust over zijn gezin, in verband met de gebeurtenissen te Parijs, die hem ook in ander opzicht bezig houden.
Nederland het land van het evenwicht
Ook de conversatie van Duhamel heeft een bestendige vriendelijkheid. Hij is zoo enthousiast voor Nederland, dat de Nederlander, die naar hem luistert, zich voortdurend geroepen voelt daartegen te protesteeren en de minder goede zijden van zijn volk naar voren te brengen. Want zoo zijn wij; huldebetuigingen maken ons zenuwachtig en verlegen.
Duhamel voelt zich in ons land volkomen op zijn gemak.
‘Er zijn volken, met wie ik geen gevoel van gemeenschap heb kunnen krijgen; met Holland voel ik mij daarentegen nauw verwant. Holland heeft voor de beschaving groote dingen gedaan, het heeft op bijna ieder gebied groote mannen voortgebracht. Ik wil in mijn nieuwe boek over uw land vooral de tegenstelling tusschen het oude en het nieuwe laten uitkomen; een tegenstelling, die men hier overal bij den weg ziet. Het Holland van de “villes mortes” ligt achter ons, dat van de industrie gaat zoo nu en dan de perken te buiten; de typisch-Hollandsche taak zal zijn, het “juste milieu” tusschen deze dingen te hervinden.
Gelukkig kunt gij geen wolkenkrabbers bouwen! Holland is het land van het evenwicht en als zoodanig, met andere kleine landen als Zwitserland en Denemarken, van onschatbare waarde voor de Europeesche cultuur. Kleine landen hebben dit voordeel boven groote, dat zij zich niet met absurde problemen bezig houden, dat zij intuïtief meer bijdragen tot de waarden der beschaving dan landen met prestige-belangen van grooten omvang achter zich.’
- U is zeer complimenteus. Maar een klein land als Holland vervalt ook gemakkelijker in het provincialisme!
‘Dat geloof ik niet. Frankrijk is in veel opzichten meer “provincie” dan Holland. Maar trouwens: overal, waar men intelligentie en superieure geesten vindt, houdt de provincie op.’
Tegen zooveel hoffelijkheid is geen verzet bestand. Wij komen, naar aanleiding van Duhamel's vraag naar de laatste berichten uit Parijs, op den toestand in Frankrijk.
De corruptie in Frankrijk
‘Frankrijk kan geen dictatuur gebruiken, wel een revisie van het parlementaire systeem. Fascisten heb ik in Parijs nog nooit gezien. Het land heeft dit drama niet verdiend; het heeft getracht zich aan een eerlijke oplossing van de groote problemen te wagen. En nu dit! Deze, inderdaad evidente, corruptie betreft niet het heele land, maar een groep van politici. Frankrijk zelf is daaraan onschuldig. Ik zeg dit niet uit nationalistische overwegingen, maar juist als voorstander van een wederzijdsch goed begrip onder de Europeesche volken. Men moet de situatie goed begrijpen. In sommige groepen heeft men het publieke belang achtergesteld bij het persoonlijk belang. Die term “publiek belang” is niet alleen een abstractie, een phrase, maar heeft wel degelijk inhoud.’
Mensch en machine
-Uit het verslag van uw lezing voor de Alliance Française heb ik opgemaakt, dat u de machine in al haar vormen veracht. Hoe stelt u zich dan de samenleving voor?
‘Ik moet dat verslag in zooverre corrigeeren, dat ik de machine niet in alle opzichten verachterlijk heb genoemd, al heeft men er dat wellicht uit kunnen afleiden. Mijn stelling is deze: de mensch mag en wil geen dupe zijn van de machine. De machine moet mij dienen, niet ik de machine!
Op zichzelf is de machine een bewijs voor het essentieel verschil tusschen mensch en dier. Een dier (neem de mieren als voorbeeld) kan zich wel van objecten bedienen, maar het kan niet omgaan met krachten, die aan het organisme vreemd zijn.’
Op dit moment komt het bericht binnen, dat Daladier afgetreden is. ‘En de toestand in Parijs?’ Er is geen nader nieuws daaromtrent, en Duhamel keert tot het gesprek terug.
La Condition Humaine
-Hoe denkt U over het werk van Malraux?
‘Ongetwijfeld is Malraux de belangrijkste schrijver van zijn generatie, en zijn boek La Condition Humaine één van de beste boeken van dezen tijd. Het is zeer terecht met den Prix Goncourt onderscheiden. Alleen bestaat er kans, dat deze roman door jongelieden gelezen wordt als een soort communistische catechismus, en dat is het ten eenenmale niet. Een man als Malraux heeft zooveel ideeën, dat zijn stijl pas na veel zoeken de volkomen vorm zal worden voor die ideeën.’
Gemeenplaatsen
Wij spreken daarna over de verwijdering tusschen Frankrijk en Duitschland, die Duhamel betreurt. Hij heeft een afkeer van het standpunt der Fransche uitverkorenheid, zooals dat door Louis Reynaud e.a. wordt verdedigd. ‘Europa heeft beide landen noodig. Het is een klein continent, dat in vergelijking met Azië in het niet verzinkt; en daarom is het op samenwerking aangewezen. Daarover zijn veel gemeenplaatsen verkondigd; maar het is nu eenmaal zoo: alle gemeenplaatsen, die de verhouding Frankrijk-Duitschland betreffen, zijn in zekeren zin juist!’ En met een gedachtensprong naar een algemeener onderwerp: ‘De gemeenplaatsen maken ons het leven mogelijk want alle originaliteit maakt beangst. Als ik mijn tuinman 's morgens met een originaliteit begroet, voelt hij zich niet op zijn gemak. Daarom begroet ik hem met een gemeenplaats, en hij antwoordt verheugd met een gemeenplaats. Alleen als wij tegenover onszelf staan, moeten wij originaliteit betrachten!’
Daarmee komt een einde aan ons gesprek, want Duhamel moet naar zijn hotel. Onderweg valt hem het avondblad in handen. Hij laat zich de voornaamste berichten uit Parijs vertalen en is gerust: er zijn geen nieuwe bloedbaden geweest, voorlopig...