Tijdschriften

Het Venster

In het Maartnummer staan vele gedichten, enkele goede en meer slechte, en er is proza van H. Uyttenbogaert, dat Antoon Coolen in dialectgebruik ter zijde streeft. De beste verzen zijn van Albert C.H. Voortman en Paul Vlemminx. Van Rudolf Lonnes ook hier poëzie, waaronder één met zwaar geschut over Nietzsche: het zwaarste geschut treft echter niet altijd doel.

De redactie kondigt voor den derden jaargang aan: ‘Wij geven dit jaar allen “jongsten” een kans!’ Toch met ietwat selectie, hoop ik?

M.t.B.