Willem van Iependael, Over de Leuning en langs de Kaai (Em. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam 1934).
De poëzie van Willem van Iependael is doortrokken van rancune. Dat kan men den dichter niet kwalijk nemen, maar het karakteriseert zijn humoristisch bedoelde, populair klinkende verzen, waaronder er eenige zijn, die werkelijk wel talent verraden. Maar de mentaliteit van den superieuren proletariër overstraalt toch alle andere eigenschappen; hij ‘kankert’ op alles wat in eenigen zin tot de ‘hooge oomes’ kan behooren, en dat op een z.g. ‘lollige’ manier. De opstandigheid van Van Iependael is die van den man, die wel deksels goed weet, hoe hij de wereld zou willen inrichten, en die zich dus het noodige cynisme tegenover de slechtaards kan permitteeren.
Er loopt iets van Speenhoff en van Adama van Scheltema door deze gedichten heen. Soms ook van Margot Vos; dan is Van Iependael op zijn minst.
M.t.B.