Mirages de Paris
van Fedor Ozep
Cinema Odeon
Deze week kan men in Odeon een van de successen van de Amsterdamsche ‘Uitkijk’, Fedor Ozeps ‘Mirages de Paris’, bewonderen. De Nederlandsche naam is niet karakteristiek voor deze alleraardigste satyre op een in de film van tegenwoordig zoo veelvuldig voorkomend motief; het jonge meisje, dat naar de metropool komt om beroemd te worden, natuurlijk als ‘vedette’. In dit geval loopt zij tegen een heer aan, die zij voor den grooten zanger Tonnerre houdt (geheel ten onrechte, want hij is slechts een hulpkracht van ondergeschikt belang); en uit de verwarringen, die van deze ontmoeting het gevolg zijn, valt de rest van de historie wel ongeveer af te leiden. Madeleine krijgt het schandaal, dat zij noodig heeft om naam te krijgen en zij behoeft er niet eens voor van den Eiffeltoren te springen, zooals een impresario haar eerst aanraadt; een happy end doet vermoeden, dat zij Mistinguett zal overtreffen en daarbij nog gelukkig worden ook aan de zijde van François, den pseudo-tonnerre.
Het verschil met andere films over dit gegeven (en dat is de reden, dat wij er meer dan gewone aandacht aan wijden) is, dat Ozep de stof heeft gebruikt voor een werkelijk bijzonder amusante en filmisch geziene bespotting van de kitsch, die zulk een geslaagde carrière inhoudt. Men herinnert zich van Ozep wellicht diens film ‘Het gele Paspoort’ of ‘Dimitrij Karamazof’, met de prachtige rollen van Kortner en Anna Sten. Van dat laatste werk vindt men in ‘Mirages de Paris’ verschillende motieven terug; Ozep heeft zijn persoonlijke opvattingen sterk doorgezet, zoodat zijn film een merkwaardige mengeling van Fransche atmosfeer en Russische groteske is geworden, maar men moet daaruit vooral niet afleiden, dat ‘Mirage de Paris’ als geheel niet geslaagd is: de beide tegendelen hebben elkaar gevonden, en Ozep werkt met zijn materiaal als de beste Fransche regisseur, zonder daarbij echter van zijn persoonlijke inzichten afstand te doen.
Bijzonder geslaagd als montage is de inzet: Madeleines vlucht uit het pensionaat, haar binnenvallen in het ‘kantoor’ van den impresario; juist deze episoden doen sterk aan den stijl van ‘Karamazol’ denken. Uitmuntend is trouwens de contrastmontage in deze film uitgebuit. Men lette op Ozeps geestige vondsten, waar hij een fluitketel of een standbeeld te pakken heeft! In het spel der acteurs is de charge met opzet sterk aangezet, zoodat men juist op dit punt vaak aan de Russen moet denken.
Jacqueline Francell als Madeleine is uitstekend. Roger Tréville als de pseudo-tonnèrre heel aardig. De scène in het hotelletje is, evenals de bespotting van de zotte luxe van een nonsensikale revue, een goed voorbeeld van Ozeps regikunst.
Zelfs van de happy end geeft ‘Mirage de Paris’ een caricatuur (en gros). Deze collectieve zaligheid van klapzoenende individuen is het duidelijkste document van Ozeps satyrische bedoelingen.
M.t.B.