De porseleinwinkel

De Familie van mijn Vrouw
City Theater

In het programma van het City-Theater loopt deze week een van die voortreffelijke ‘Silly Symphonies’ van Walt Disney: ‘De Porseleinwinkel’. Het kleurenprocédé, waarmee men in de gefotografeerde film doorgaans nog zulke ingenieuse resultaten bereikt (de bekende Vitaphoneproducten zijn er om het te bewijzen), is voor de teekenfilm een enorme uitbreiding van aesthetische mogelijkheden gebleken; want de kleur is bij uitstek geschikt om de sfeer van het feeërieke te suggereeren, waarin Disney en zijn epigonen het meestel zoeken. Juist omdat de toeschouwer hier afstand gedaan heeft van de illusie der ‘net-echtheid’, kan hij de kleur accepteeren als een verrijking, als een uitmuntend toovermiddel te meer, waardoor de filmkunst in staat is een verbeelde wereld op te roepen.

‘De Porseleinwinkel’ is nog niet eens de alleraardigste van Disneys filmpjes. Men herinnert zich stouter fantasieën, gedurfde uitstapjes in het sprookjesdomein; dit gegeven (de Porseleinwinkel, die bij afwezigheid van den eigenaar kabaal gaat maken, zoodat deze den heelen inventaris in scherven terugvindt) is niet zoo nieuw en ook de uitwerking getuigt meer van gracieus gebaar dan van verbijsterende visioenen. Maar desondanks; welk een bekoring gaat er van deze pretentielooze en onschuldige kunst uit! Hoe amusant is de strijd tusschen chevalier (zonder hoofdletter) en duivel, den dikken, groenen, opgeblazen satan! De muziek ondersteunt de sprookjessuggestie; juist bij deze Silly Symphonies is de montage van beeld en geluid geheel onafhankelijk van werkelijk sprekende heeren en dames en daarom volkomen aangewezen op de fantasie van den ‘regisseur’. De muziek geeft hier de aanduiding van de speelschheid van het geheel, van die on werkelijkheid, die veel meer te zeggen heeft dan welke zorgvuldig nagebootste werkelijkheid ook. De onwerkelijkheid van deze teekenfilms is hun grootste attractie; daaruit kan men de eigenlijke charme van het filmbeeld in het algemeen aflezen.

In he naprogramma trachten eenige dames en heeren (waaronder Joh. Kaart, Sylvian Poons, Gusta Chrispijn en zelfs Cruys Voorbergh!) onder leiding van Jaap Speyer een Nederlandsch sprekende film te vormen. Hoogtepunten: le een schoonmoeder wordt met een vleugelpiano verward (uitvoerig). 2e een kind (natuurlijk een kind van niemand-weet-wie) wordt eveneens met een vleugelpiano verward (nog uitvoeriger), 3e een schoonmoeder moet koffers sjouwen, terwijl schoonpapa met leege handen erbij loopt. Wij zullen er verder het zwijgen toe doen, in de hoop, dat Cruys Voorbergh tenminste een behoorlijke gage gehad heeft voor de wauwelpraat, die hij hier te vertellen heeft. Geest is er nergens, platvloerschheid te over. De Nederlandsche filmkunst snorkt bij dit gedoe diep en rustig.

M.t.B.