De vertegenwoordigster van het Nederlandsche realisme
‘Armoede’ haar compleetste, ‘De Straat’ haar essentieelste werk
Ina Boudier-Bakker, de veelgelezen romanschrijfster, wordt a.s. Maandag zestig jaar. De plaats, die haar oeuvre in de Nederlandsche cultuur inneemt, behoort ter gelegenheid van dit feit te worden gememoreerd; aan belangstelling zal het mevrouw Boudier-Bakker trouwens zeker niet ontbreken, want zij heeft zich in de harten van vele landgenooten een zeer gewichtige plaats veroverd.
Men kan Ina Boudier-Bakker in den volsten zin van het woord een populaire schrijfster noemen. De geest van haar werk is zoo typisch Nederlandsch) wanneer men dat woord in een bepaalde beteekenis gebruikt), dat zij met haar wat ouderen tijdgenoot Herman Robbers wel aangemerkt mag worden als klassiek representant van het speciaal in Nederland zoo sterk uitgegroeide gematigde realisme. ‘Armoede’ staat naast ‘Bernard Bandt’ in onze litteratuur als een uiterst karakteristiek document van dit soort realisme, waarvan de Fransche origine in de Hollandsche omzetting geheel is verloren gegaan. Wat men, in aansluiting op ‘Madame Bovary’ van Flaubert, het ‘bovarysme’ in de litteratuur zou kunnen noemen, heeft zich in Ina Boudier-Bakker en Robbers geëmancipeerd; het heeft zich aangepast bij onzen volksaard, bij het ‘juste milieu’ van ons groote lezerspubliek, waarvoor deze niet te wreede en evenmin te sarcastische psychologie een werkelijke levensvervulling is gebleken.
Het is onmogelijk de litteraire figuur Ina Boudier-Bakker van het door haar vertegen-woordigde genre los te maken, zonder de verhoudingen kwijt te raken. Om niet den indruk te vestigen, dat ik mijn opinie over de schrijfster als de alleen-zaligmakende aan iemand zou willen opdringen, heb ik onlangs in extenso het artikel van Robbers in ‘Elsevier’ in deze courant geciteerd; het ligt voor de hand, dat Robbers door zijn instinctieve voorkeur voor het realisme der ‘tusschensfeer’ zijn kunstzuster anders ziet dan ik. Zoodra men echter voor het genre slechts een zeer matige waardeering heeft, kan men ook in het werk van mevr. Boudier-Bakker bezwaarlijk iets geniaals zien; men kan het waardeeren, als een ‘topprestatie’ van het gematigd realisme en in dien geest zullen dan ook de ‘jongeren’, die volgens Robbers mevr. Boudier-Bakker stelselmatig onderschatten, niet nalaten op dezen dag hun waardeering uit te spreken. Het komt mij voor, dat de zuiverheid van het litteraire oordeel meer belang heeft bij een zakelijke omschrijving van die waardeering dan bij een opgesmukt gelegenheidsopstel.
Het medelijden in ‘Armoede’.
Men leert de schrijfster ongetwijfeld het best kennen door haar roman ‘Armoede’. Deze familieroman geeft de Nederlandsche gezinsgemeenschap, bezien met de oogen van iemand, die de voosheid van zulk een gemeenschap heeft ontdekt, maar zelf nog met de schipbreuk van het gezinsleven mee lijdt. Het talent van mevr. Boudier-Bakker is groot geworden onder de menschen, die zij beschrijft, wier kleine tragedie zij voortreffelijk kent, maar zonder den humor van een, die zich er boven uit heeft gewerkt. Men versta mij niet verkeerd; dit is geen verwijt, maar slechts een poging om het talent van mevr. Boudier-Bakker te situeeren. Men kent de zinnen, die zij zelf heeft geschreven ter verduidelijking van het begrip ‘armoede’ in den gelijknamigen roman.
‘Er schuilt een armoede in ieder menschenbestaan. En die armoede scheidt ze in verbittering van onbegrepenheid of drijft ze naar elkaar toe in hulpeloosheid van verlangen, maar alle liefde vermag niet de leemte te vullen - eenzaam blijft tenslotte ieder naast dengene die hem 't liefst is’. Ina Boudier-Bakker maakt voor deze gedachte een der figuren van ‘Armoede’, Paul, verantwoordelijk; maar het is zeer duidelijk de idee van het geheele boek, zooals trouwens deze Paul onmiskenbaar de figuur van de schrijfster geworden is; met zijn angst is hij toch in zekeren zin een ideaal mensch, waarin Ina Boudier-Bakker haar levensbeschouwing heeft kunnen projecteeren.
Men zal mij toegeven, dat de ‘armoede in ieder menschenbestaan’ in deze beteekenis slechts voorkomt bij bepaalde menschen; het generaliseeren van een op zichzelf niet onjuiste ervaring is teekenend voor de bedoelingen van Ina Boudier-Bakker; op een Napoleon en een Jack the Ripper toegepast, zou men voor het veralgemeenen dier ervaring toch moeilijk in kunnen staan. Mevr. Boudier heeft echter altijd met prijzenswaardige eerlijkheid aan haar sfeer, de sfeer, die zij kende en verantwoorden kon, vastgehouden; en het is zeker die eerlijke zelfbeperking geweest, die het haar mogelijk maakte, naast een dikke ‘Klop op de Deur’, ook een sober en strak gehouden boekje te schrijven als ‘De Straat’, dat zeer ten onrechte schuil is gegaan achter het lijvige bergmassief van den ‘best-seller’, waarover nu de boekhandel nog eerbiedig namediteert.
Voor mij persoonlijk is echter ‘Armoede’ toch het compleetste werk van mevr. Boudier-Bakker, omdat het zoo uitstekend de wereld geeft, waarvan deze stijl de litteraire afspiegeling is. Eenerzijds ziet de lezer hier een naïef optimisme van de oppervlakte vernietigen, anderzijds wordt hem het genadelooze vonnis of de onbarmhartige aanklacht evenzeer bespaard als de giftige verrotting à la van Oudshoorn-Walschap of de wijze humor à la Elsschot. In het medelijden culmineert het werk van Ina Boudier-Bakker; en medelijden wil zeggen, dat men zich menschelijk nog verbonden voelt met de conflicten, waarvan men toch gebracht heeft afstand te nemen. Alle menschen uit ‘Armoede’ hebben een deficit, en het doet de schrijfster pijn, dàt het zoo is. Haar roman is het evangelie van het deficit, en haar personages zijn gedoemd steeds in den vicieuzen cirkel van bevrediging willen, onbevredigd blijven, toch bevrediging willen, toch onbevredigd blijven rond te loopen.
Mevr. Boudier-Bakker als schrijfster over kinderen.
Ina Boudier - Bakker heeft naast haar groote romans ook tooneelstukken geschreven (‘Verleden’, ‘Het Hoogste Recht’, ‘Sarai’), die minder de aandacht hebben getrokken; zeer veel waardeering heeft zij echter gevonden als schrijfster over kinderen. De bundels ‘Kinderen’ hebben een zeer zuiveren toon, en vormen het lichter complement op ‘Armoede’. Het is, zooals Van Leeuwen in zijn litteratuurgeschiedenis terecht ter onderscheiding opmerkt, niet het uitzonderingskind (Woutertje Pieterse, De Kleine Johannes), dat mevr. Boudier - Bakker beschrijft; het kinderlijke bestaat voor haar in den ‘normalen’ vorm, zij schrijft over kinderen omdat zij van kinderen houdt. Daaruit is dan ook de populariteit van deze korte verhalen, die varieeren tusschen de vermakelijke situatie van ‘Inkt’ en het tragische conflict uit ‘Pa's kinderen’, gemakkelijk te verklaren. Ina Boudier-Bakker vertegenwoordigt ook hier de visie van velen op het kind; maar waar velen niet in staat zijn hun gevoelens onder woorden te brengen, zijn wij mevr. Boudier-Bakker dankbaar voor haar uitbeelding van wat hen zelf in het kind ontroert.
Ook als brochureschrijfster en strijdster voor bepaalde idealen is mevr. Boudier werkzaam geweest; men denke aan haar geschriften als ‘De Moderne Vrouw en haar tekort’, ‘Het kind in den strijd met leugen en vrees’. In deze theoretische werkjes verloochent zich evenmin ‘de idee der rechtvaardigheid’, die volgens dr P.H. Ritter Jr als grondslag van mevr. Boudiers oeuvre moet worden beschouwd. In zijn boek over haar leven en werken heeft Ritter op verschillende bladzijden uiteengezet, wat hij daarmee bedoelt. Zijn definitie komt in groote trekken neer op een pleidooi, waar hij b.v. spreekt over haar gemis aan politieke lijn, maar men kan er toch de situatie uit opmaken:
‘Het gemis van een omlijnde politieke overtuiging beteekent bij haar geenszins gemis van sociale belangstelling. Scherp onderscheidt zij zich van de geestesgesteldheid der Nieuwe-gidsers. Individueel is zij, niet individualistisch. Geen vraag van sociale beteekenis, die haar belangstelling niet heeft. Natuurlijk kan zij geen goed doen bij hen, die heel het maatschappelijk leven bekijken uit een bepaald gezichtspunt. En natuurlijk is het eveneens, dat toen zij “De klop op de Deur” geschreven had, dat de allure (maar niet de werkelijke bedoeling) had, een stuk geromantiseerde cultuurgeschiedenis te zijn, de menschen van de speciale gezichtspunten op haar zijn aangestoven. A.M. de Jong heeft haar verweten, dat zij de “proletarische ziel” niet kende. Maar wij moeten vragen, wat hij dan met die “proletarische ziel” bedoelde, wanneer wij, telkens opnieuw, in hare werken volkstypen vinden uitgebeeld, zóó dat het schrijnend leed van de economische bekommernis ons duidelijker wordt dan door tientallen sociaal-democratische brochures het geval kan zijn.
Het niet-gemarkeerd positie kiezen kenmerkt haar godsdienstige gezindheid evenzeer als haar politieke standpunt. Ina Boudier is van vrijzinnig Protestantschen oorsprong, de orthodoxie heeft het leven harer voorgeslachten nimmer gekleurd. Maar evenmin waren die voorgeslachten begrepen in eenige moderngodsdienstige of vrijdenkersbeweging.’
De ‘tusschensfeer’ waarover ik hierboven sprak, vindt men in deze omschrijving van Ritter ook duidelijk terug.
Verleden en toekomst.
Noemt men ‘Armoede’ haar respresentatiefste en ‘De Straat’ haar best geschreven boek, dan heeft men daarmee nog geen volledigen indruk gegeven van de geschriften van Ina Boudier-Bakker. ‘Het Spiegeltje’ en ook de beroemde ‘Klop op de Deur’ genieten misschien meer bekendheid dan ‘De Straat’, maar daarmee is nog geen qualiteitsoordeel uitgesproken.
Zooals men wellicht weet, werkt mevr. Boudier thans aan een roman over Jacoba van Beieren, die dit jaar het licht zal zien. Voor haar, zoowel als voor haar lezers, is dus de zestigste verjaardag nog evenzeer een dag van de toekomst als van het verleden.
M.t.B.