Kunst en letteren

Het geloof van Unamuno
Een discussie over ‘St. Manuel Bueno Martelaar’
Profanatie van het katholicisme?

Men zal zich wellicht herinneren, dat ik eenigen tijd geleden een Zondagsartikel wijdde aan het belangrijke boek ‘St. Manuel Bueno Martelaar’ van Unamuno. Naar aanleiding van een afkeurende bespreking van Wouter Paap in de ‘Neuwe Eeuw’ lezen wij nu in dit blad een zeer helder gesteld protest van J.A. Rispens, die de argumentatie van Paap aan een scherpzinnige critiek onderwerpt. De heer Rispens schrijft:

 

‘Het geschrift van Unamuno, dit sta voorop, is niet in de eerste plaats een psychologische studie en evenmin bedoelt de schrijver in den hoofdpersoon “het prototype van een katholieken geestelijke” te schetsen, maar het is een, ik aarzel niet het te zeggen, diepe en brandende zelfbelijdenis van den dichter Unamuno, zooals uit zijn overige werken en voornamelijk uit “Das tragische Lebensgefühl” en “Agonie des Christentums” blijken kan. Door de symbolische gestalte van St Manuel tot een prototype te generaliseeren, miskent de heer Paap de intentie van Unamuno's werk. En hiermee is aan zijn kritiek het belangrijkste steunpunt ontnomen. In St Manuel heeft Unamuno niet het koude, rationalistisch scepticisme der 18e eeuw, maar zijn eigen agoniseerend scepticisme belichaamd. R. Curtius zegt over Unamuno terecht (in de inleiding tot “Das tragische Lebensgefühl”): “Er gelangte zu Gott nicht auf den vorgeschriebenen Pfaden des Dogma's, sondern auf dem Passionsweg der verzweifelten Seele”. En in een essay over Pascal (zie “Agonie des Christentums”) zegt Unamuno zelf, dat de wil tot geloof voor den intellectsmensch de eenig mogelijke vorm van geloof is. In het licht van dergelijke uitspraken worden vele uitlatingen van St Manuel doorzichtig, die men oppervlakkig misschien voor huichelarij en misleiding zou willen houden. De heer Paap spreekt van “een bruut en goedkoop vitalisme” en noemt Manuel “een ijdel warhoofd” en “een volksmisleider”. Naar mijn meening kan hij zoo alleen beschouwd worden vanuit het gezichtspunt van een fanatiek dogmatisme. Met het moderne vitalisme heeft Unamuno niets van doen; zijn werken zijn integendeel een doorloopend getuigenis voor de Paulinische kracht, die in zwakheid volbracht wordt. Dat Unamuno van Manuel spreekt als St Manuel, moet m.i. als een heilige ironie worden begrepen en hangt ook samen met zijn opvatting van de werking van het demonische in de groote religieuzen. Unamuno's levensbeschouwingen en de toon dezer novelle rechtvaardigen deze zienswijze. En als de heer Paap St Manuel een volksmisleider noemt, is dat daarom een insinuatie aan het adres van Unamuno, omdat in de paraphrase van den heer Paap het accent der novelle (dat steeds voor de waarachtigheid van een kunstwerk beslissend is) uiteraard wordt gemist. Om deze reden ben ik geneigd de aanduiding van den heer Paap misleidend te noemen. Men moet de gemoedsstemming kennen, die de handelingen (ook de liturgische) van St Manuel begeleidt, zijn woorden in verband met zijn zielsgesteldheid en niet als losse beweringen beschouwen, en de tendens van zijn optreden, om hem juist te beoordeelen, en die geven alleen de samenhang en de toon van het levende kunstwerk. Men kan daar natuurlijk afwijzend tegenover staan, maar dit geeft niemand het recht, door wijziging der nuances en verbreking van de eenheid den zin van het werk te schenden. Ook zou ik den heer Paap dit willen vragen: stemt de Katholieke Kerk zelf niet daarin met St Manuel overeen, dat het ongewenscht is (uit welke overwegingen zij nu daargelaten) religieuze problemen voor het volk als zoodanig, zonder restrictie te behandelen? De heer Paap kwalificeert Unamuno's novelle als een “sluw geschrift” en schuift het zoodoende een propagandistische bedoeling onder, die het niet heeft. Hij zegt: “het lijkt een argeloos, idyllisch, vroom verhaal”. Ja, misschien in de oogen van iemand, die het zoo blijkbaar argeloos en toch tevens bevooroordeeld leest, als de heer Paap. Want het is alles eerder dan dit, omdat het de objectiveering van een innerlijke tragedie is. Maar hij, die deze novelle een profanatie van het Katholicisme acht, omdat hij er alleen het verhaal in ziet van een dorpspastoor met eigenschappen, die het katholiek bewustzijn hem minder gaarne toekent, heeft zich reeds bij voorbaat voor de mogelijkheid van een zuivere interpretatie van dit werk afgesloten’.

 

* * *

 

Paap antwoordt hierop het volgende:

 

‘De reden, waarom deze novelle van Unamuno mij zoo mateloos geërgerd heeft, is juist dat geborneerde idee, dat er voor intellectueelen een speciaal, gereduceerd geloof zou bestaan. Het is zeker tragisch, dat het verstand - een der gaven van den Heiligen Geest! - iemand dermate in den weg kan staan, doch hierom behoeft men nog niet dadelijk in bewondering neer te zijgen voor diens weifelende, de waarheid ontloopende gedachtenwereld! Ik weet zeer wel, dat er iets aantrekkelijks ligt in de levensbeschouwing van Unamuno, vooral voor intellectueelen eenerzijds en sentimenteelen anderzijds. Doch de Paulinische zwakheid lijkt mij allerminst synoniem met de slapheid en het gebrek aan zelftucht van een Don Manuel. Eén woord neem ik uit mijn bespreking terug: het woord “sluw”. Het spijt mij, dat dit mij in mijn verontwaardiging uit de pen is gevloeid. Doch, dat Don Manuel's staat van geloof misleidend werkt op ieder, die met deze “objectiveering” in aanraking komt, blijf ik rustig volhouden, ook al zou de heer Rispens mij op grond daarvan willen uitsluiten uit het domein der “intellectueelen”. Het in acht nemen van een zekere restrictie bij de behandeling van religieuze problemen is iets gansch anders dan het te kort doen aan de waarheid en het miskennen der genade. Ik geef toe, dat mijn interpretatie van de novelle reeds doortrokken was van mijn afwijzend oordeel, maar bij een dusdanig geharrewar met de meest intrinsieke levenswaarden is mij de lust in de nuance vergaan.’

 

* * *

 

Het komt mij voor, dat de discussie tusschen de heeren Rispens en Paap een interessant voorbeeld te zien geeft van de tegenstelling tusschen twee soorten katholicisme, die ik Zondag in een artikel over Vondels persoonlijkheid nader toelichtte. De heer Rispens legt den nadruk op de ‘zelfbelijdenis’ (Pascall), de heer Paap daarentegen op de ‘waarheid’ (het Vondeliaansche gezag). Vandaar, dat de laatste niet in staat is het probleem van Unamuno anders te beschouwen dan als ‘warhoofdigheid’; want met de ‘waarheid’ gegeven door het kerkgezag is de ‘waarheid’ van Unamuno regelrecht in strijd, al is er eenige overeenkomst in beider ‘paedagogisch’ gebruik van de waarheid voor het publiek. Zoodat ik, den heer Rispens gelijk gevende, toch den heer Paap den besten katholiek zou willen noemen.

M.t.B