Nieuwe uitgaven

H.J. Stuvel, Het Nieuwe Geluk. (Batteljee & Terpstra, Leiden, 1935.)

Voorin dit wel degelijk, maar niet fraai verzorgde boek proza staat, dat die verzorging, evenals de vignetten van den auteur zelf afkomstig zijn. Of het nu aan mij ligt, weet ik niet, maar ik heb in het heele boek geen enkel vignet kunnen vinden. Misschien verstaat de heer Stuvel onder een vignet iets anders dan schrijver dezes? Maar dit terzijde. Men zou er nu ook aan gaan twijfelen, of de heer Stuvel zelf wel bestaat. Immers zijn welverzorgd proza lijkt zoo sprekend op dat van den jongen Van Schendel, dat men een verschil nauwelijks kan ontdekken. Het is de wat zoetelijke, romantische kant van Van Schendel, dien ik nooit bijzonder heb kunnen waardeeren, waarvan de heer Stuvel het recept heeft overgenomen. Er is dus eigenlijk niets anders van hem te zeggen dan dat hij een voorbij stadium van dezen beroemden schrijver met talent navolgt.

Maar waar zijn die vignetten toch gebleven?

 

M.t.B.