Een verboden film van negerkinderen en hun Godsvoorstelling
Verbod, dat ongedaan gemaakt behoort te worden!
EENS (het is lange jaren geleden, maar toch nog niet zoo lang geleden, of ouden van dagen gelijk schrijver dezes herinneren het zich nog) verscheen er in het spotblad ‘Simplicissimus’ telkens een voorstelling van God als een gebaarden grijsaard met een lange pijp in den mond, die zich op tamelijk familjare wijze bemoeide met het wereldgebeuren. Deze voorstelling was niet eerbiedig, maar het blad ‘Simplicissimus’ was niettemin in diverse leesportefeuilles te vinden, en het respect voor den godsdienst heeft er waarschijnlijk niet onder geleden. Een dergelijk ‘Godsbegrip’ immers was te duidelijk afgestemd op primitieve anthropomorphe voorstellingen, dan dat men daartegen een verbod zou kunnen uitvaardigen.
Tegenwoordig echter schijnt men andere inzichten te huldigen op dit gebied. Wie althans de film ‘Green Pastures’ wil zien, waarin God voorgesteld wordt (in de fantasie van negerkindertjes) als een eerwaardige negerpredikant met een deftige gekleede jas, kan in een Nederlandschen bioscoop niet terecht; hij moet den Chineeschen muur ter hoogte van Esschen overschrijden en komt dan, geleidelijk afzakkend, terecht in de goddelooze stad Brussel; pas daar kan hij een toegangsbewijs koopen voor het Palais des Beaux Arts en in alle openlijkheid ‘Green Pastures’ aanschouwen. Er staat geen gendarmerie voor de deur, en als ik mij niet bedrieg, is de film (terecht!) zelfs voor kinderen toegankelijk. Wat krijgt de stoutmoedige, die deze expeditie in het land der blinde heidenen waagt, onder oogen, wanneer hij zich vermeet zijn blikken te laten gaan over de in Nederland verboden film ‘Green Pastures’? Gij zult het nauwelijks kunnen raden, maar toch is het zoo: een bijzonder merkwaardig en alleen voor menschen met een bij voorbaat verontrust geweten ‘aanstootelijk’ stuk kinderlijke verbeelding; kinderlijk, d.w.z. primitief-menschelijk en primitief-zedelijk, leerrijk voor een ieder, die het kind in zich nog niet volkomen heeft verloochend of meent in ieder opzicht aan het kind in den volwassene ontsnapt te zijn. En het is nu juist deze film, die het publiek hier te lande officieel niet mag zien, omdat de eerbied voor den godsdienst er door zou kunnen worden verminderd! Zonderlinger oordeel werd zelden door een keuringscommissie uitgesproken. Men moet, in deze lijn doorredeneerend, ook het bekende Gentsche altaarstuk, waarop God de Vader in anthropomorphe gedaante is voorgesteld, ten strengste verbieden; men moet een groot stuk Christendom, dat zonder de primitieve vermenschelijking van de Godheid en zijn attributen ondenkbaar is, aan het indiscrete oog onttrekken; en men moet onmondig verklaren, alle degenen, die anthropomorphe voorstellingen in hun leven toelaten, en dat zijn er zeer velen.
De anthropomorphe God.
In de negerfilm ‘Green Pastures’, door den schrijver van het gelijknamige tooneelstuk, Marc Connelly, in samenwerking met William Keighley gemaakt, die men ook als een documentair van de negerpsychologie zou kunnen beschouwen (al blijft het de vraag of men de anthropomorphe Godsvoorstelling van negers in het filmbeeld werkelijk kan vangen), heeft men een voorbeeld van een primitief Christendom, zooals dat ook uit de negrospirituals naar voren komt. Inderdaad; maar sedert wanneer is de primitieve Godsvoorstelling oneerbiedig? Wie heeft het recht ons de kennismaking te ontzeggen met een conceptie van het Oude Testament, zooals die uit de fantasie der Zondagsschool (al dan niet van negers) wordt geboren? Het Oude Testament is nu eenmaal rijk aan tafereelen, die de kinderziel bezig houden om het tafereel zelve; het is een van die heilige boeken, die overloopen van driftige vitaliteit, en het ligt daarom voor de hand, dat het kind en de neger, die niet in historische kategorieën denken, maar de gegeven materie allereerst gebruiken als stof voor de nabije verbeelding, uit de gestalten van het Oude Testament niet in de eerste plaats godgeleerde conclusies trekken. Zij aanvaarden zelfs de Godsvoorstelling en het mysterie van de schepping met alle contradicties, die daarin liggen opgesloten; alles is voor hen waarheid en plastiek in eenen. Het interessante van zulk een conceptie is, dat de twijfel er nog geen rol in speelt toegenaamd; ook datgene, wat wij vergeestelijking noemen ontbreekt, want de primitieve behoeften houden met een ‘geestelijken achtergrond’ geen rekening. Daarom is God in de film ‘Green Pastures’ een eerwaardig mensch (wij zouden zeggen: iemand met de stralende autoriteit van een zéér deftigen mensch, onaantastbaar door zijn gekleede jas, almachtig doordat hij de beschikking heeft over een onbeperkt aantal ‘trucs’, alziend door een wonderbaarlijk snelle verplaatsbaarheid); daarom is de engel Gabriël hier een ietwat sloome manager in een wit gewaad; daarom is het drama van het Uitverkoren Volk hier een gevolg van een mislukte ‘truc’ van God, die tenslotte moet worden geboet door het lijden van Christus. Er is in dit alles niets oneerbiedigs, want het kinderlijke kan niet oneerbiedig zijn voor wie het begrijpt; een hemel, waarin visch gebakken wordt, en engelen met hoezen om de vleugels loopen, is in deze conceptie normaal; hij is een teeken van kinderlijken eerbied voor het Allerhoogste, dat niet te verheven is voor goed gebakken visch en in het beschermen van vleugels tegen stof een bewijs van goed gedrag zal ontdekken. De primitieve voorstelling van het neger-Christendom wortelt in de moraal van goed en kwaad, die elkaar op zeer menschelijke wijze bestrijden; en ‘Green Pastures’ is meer dan wat ook een film over hardnekkige moralisten, die de overal op de loer liggende immoraliteit met hún middelen trachten te verdrijven.
Het verleden ontbreekt.
Primitief en kinderlijk is het ontbreken van een bewust gedacht verleden; alles geschiedt in een onmiddellijk nabij heden, zooals men dat ook in de middeleeuwsche schilderkunst kan zien (zonder dat het tot dusverre in een vrij land verboden werd daarnaar te kijken). De historie van Noach (een van de voortreffelijkste stukken uit deze film, vooral ook door het prachtige spel van den neger-Noach!) wordt dus een historie van ons; daarom is de humor, die ten opzichte van het verleden zoo dikwijls wordt stopgezet, een zeer essentieel bestanddeel van dit gedeelte. Noach, met God discussieerend over de hoeveelheid whisky, die hij mee aan boord van de Arke mag nemen, is aandoenlijk in zijn allermenschelijkste vroomheid, die van de zwakheid des vleezes niet verstoken is. De vroomheid wordt hier niet gezocht in een uitgestreken gezicht en een rapport met louter tienen, maar in een bizondere toewijding aan de zaak des Heeren; men denkt bij het bezoek van God aan den neger-predikant Noach (de super-predikant bezoekt den onder-predikant!) onwillekeurig aan het bezoek van de goden aan Philemon en Baucis, die voor hun goed gedrag en smakelijk souper in boomen werden veranderd; God schenkt, na Zich tegenover Noach met een kleine ‘donder- en bliksemtruc’ te hebben gelegitimeerd, aan dezen braven sterveling inzicht in zijn groote regenplan. Dat is naïef, zooals hier de heele schepping een naïeve aangelegenheid is; maar aangenomen, dat de anthropomorphe Godsvoorstelling zulke naïeveteiten accepteert, omdat zij aan de vergeestelijking en den twijfel geen behoefte heeft, dan is er in deze regeling van zaken een diep respect te ontdekken voor den wil des Heeren.
Wie zich nog iets herinnert van de voorstellingen, die hij bij het onderwijs op de Zondagsschool heeft opgedaan (ondanks den vertellenden onderwijzer!) en wie dus iets beseft van den invloed door de Zondagsschool op de cultuur uitgeoefend, die kan niet anders dan dankbaar zijn voor 'n film als ‘Green Pastures’. De verbindingswegen tusschen het Oude Testament en het twintigste-eeuwsche kind, levend in een wereld van automobielen en radio's, zijn wonderlijk; het kinderlijk ‘hineininterpretieren’ van moderne elementen in een door ouderen met bepaalde tendenties voorgedragen geschiedenis van Jakob en Ezau of van den uittocht uit Egypte moet zoozeer vanzelfsprekend zijn, dat ‘Green Pastures’ er slechts een zeer beknopt en eenzijdig uittreksel uit kan geven. Inplaats van zulk een bijdrage echter met erkentelijkheid te aanvaarden, verbiedt men deze belangrijke film.... om den ‘aanstoot’, dien bepaalde kategorieën der bevolking zouden kunnen nemen (zij kunnen rustig thuis blijven!) te vermijden! Het is te hopen, dat men die beslissing nog ongedaan kan maken, zooals dat in Engeland na een journalistieken kruistocht van vijf maanden is geschied, en het ware te wenschen, dat juist dit geval, dat met de verdenking van ‘politiek’ of ‘pornografie’ zelfs in de verste verte niets te maken heeft, met nadruk werd geciteerd als een voorbeeld van de volkomen willekeurige wijze, waarop in Nederland soms met de vrijheid van gedachte wordt omgesprongen.
M.t.B.