Alle Smeding, Liefde. (Wereldbibliotheek, A'dam 1937).
Alle van Wijhe-Smeding, Tusschen de menschen (Universum editie. Haarlem).
Alle (van Wijhe-Smeding blijft volhouden, ook al is zij na de sensatie met ‘De Zondaar’ langzamerhand wat op den achtergrond geraakt. Haar onderwerp is ditmaal.... ja, zoowaar liefde. Uitvoerig wordt de verhouding van man en vrouw in het huwelijk tegenover elkaar en de buitenwereld beschreven, en vooral, hoe die zou moeten zijn. Het accent valt nu meer op het kind, dat dupe wordt van de ‘ruzie’ tusschen echtgenooten en daarvan zijn geheele verdere leven den stempel blijft dragen. Lied Ulen, de hoofdpersoon van ‘Liefde’, zien wij in het eerste deel in jeugdigen staat ten tooneele verschijnen. Door de ‘ruzie’ wordt zij buitengesloten; haar vader vlucht voor zijn ongeluk in het huwelijk naar Transvaal, de moeder gaat met haar minnaar leven en raakt daarbij aan lager wal. Geen van beiden ziet Lied Ulen terug, al blijft zij naar het weerzien steeds verlangen.
In het tweede deel groeit Lied op bij oom en tante in Rotterdam. Hier stuit zij natuurlijk weer op hetzelfde probleem: een huwelijk gaat weer kapot door wederzijdsche ontrouw. Ook in haar eigen huwelijk komt datzelfde probleem, maar zij probeert een andere oplossing te vinden dan haar ouders. In haar kind ziet zij zichzelf, en daarom wil zij het de ‘ruzie’ besparen. Daarvan vertelt het derde boek, in geuren en kleuren.
Vooral in het eerste boek, dat met een zekere wellust geschreven lijkt, verdringen de beelden elkaar. ‘Niets is meer, zooals het zelf is, maar het is altijd net als iets anders’. Men zou op dien zin door kunnen gaan en constateeren, dat dit boek net is als vele andere boeken, en mevr. Smeding een vrouw net als vele andere vrouwen; zij doet alleen maar anders en schrijft dit wel zeer dikke boek, dat zeker tot de helft zou kunnen worden gereduceerd. In ‘Tijne van Hilletje’ heeft de schrijfster een overeenkomstige stof met heel wat meer smaak behandeld.
* * *
‘Tusschen de Menschen’ is een bundel korte schetsen, die gelicht schijnen uit een blad als ‘De Prins’. Men kan dus wel ongeveer begrijpen, dat zij niet hoog aangeslagen kunnen worden. Enkele verhalen, zooals ‘Het Schuldige’ en ‘Een Koningsmaaltijd’ zijn wat minder banaal, maar in het algemeen kunnen de opgenomen stukken er nauwelijks mee door. Zij maken den indruk te haastig geproduceerd te zijn.
M.t.B.