Kunst en letteren
Het verboden stuk

Verschillen en overeenkomsten tusschen fantasie en historie
De Haagsche burgemeester plus royaliste que le roi

JUDGMENT DAY van Elmer Rice heeft zich in enkele dagen in Nederland een bekendheid weten te verwerven, die alleen maar door een verbod zoo snel kan worden verkregen. Ik heb mij thans kunnen overtuigen van het feit, dat het stuk niet alleen een verbods-legende is, maar wel degelijk bestaat; men vindt het in een bundel van vier stukken, door Elmer Rice geschreven. Other Plays and not for Children (Londen, Gollancz 1935). Wat leert nu de analyse van den tekst?

Vooreerst: ‘Judgment Day’ behoort tot het genre der z.g. speelstukken; d.w.z. stukken, die hun waarde in de eerste plaats ontleenen aan een tekst, die de speelbaarheid op een goed plan in de hand werkt. De twee eerste bedrijven, met name zijn uitstekend gecomponeerd, zoodat de lezer zich gemakkelijk genoeg kan voorstellen, welk een indruk een opvoering moet maken. Het derde bedrijf is een inzinking, een oplossing voor de zaal, waarvan men alleen dit goeds kan zeggen, dat zij door een tooneel-effect een eind maakt aan de tyrannie, waarover het stuk handelt. Men vindt dikwijls zulke oplossingen bij tooneelschrijvers, die gedwongen worden door de formeele eischen van spanning en ontspanning, zekere concessies te doen; waarschijnlijk zal ook deze derde acte wel in staat zijn effect te sorteeren, maar de intrige komt hier op veel lager niveau, al zijn er gedeelten, die zich wat qualiteit betreft naast de twee eerste bedrijven handhaven. Er kan echter geen twijfel mogelijk zijn: alleen al om die eerste bedrijven is ‘Judgment Day’ een stuk, dat een opvoering ten volle waard is.

Geen brand, maar een aanslag

Wat nu de parallel met den Rijksdagbrand betreft: er is in het stuk van een brand of van een Rijksdag geen sprake. Men behoort dit voorop te stellen, omdat daardoor het verbod reeds zijn zin verliest, zelfs wanneer men wil aannemen, dat er ‘bevriende mogendheden’ bestaan, die gemenageerd moeten worden door de Nederlandsche autoriteiten. ‘Judgment Day’ heeft als gegeven een proces, dat gevoerd wordt tegen eenige personen, die van een aanslag op den ‘leider’ worden beschuldigd. Het blijkt uit het verloop van zaken, dat de beklaagden onschuldig zijn en slachtoffers van de machinaties der dictatoriale regeering; het proces (het stuk speelt zich in de rechtzaal af) is dus een moment in het streven dier regeering om het recht te vervangen door het landsbelang, zooals onze Londensche correspondent reeds uiteengezet heeft. Daarbij dient onmiddellijk te worden opgemerkt, dat, zelfs wanneer men in de rechters de Duitsche justitie wil zien, deze justitie zich door de behandeling van Elmer Rice geenszins beleedigd kan voelen. De schrijver demonstreert juist, hoe in dit college alle nuancen zijn vertegenwoordigd; de rancuneuze dienaar van het nieuwe regime, de zwakke man van den abstracten plicht, maar ook de eersterangspersoonlijkheid, die zich niet wenscht in te laten met het door fraaie leuzen al dan niet gedekte geknoei met de gerechtigheid. Van toespelingen gesproken: waarom zou de Duitsche justitie zich dat laatste niet als compliment laten aanleunen? Men denke aan de vrijspraak van dr Dibelius!

Van beleediging der Duitsche justitie, als geheel, als corps, kan dus evenmin sprake zijn; en om het geheel, het corps, kan het toch alleen gaan, wanneer men een stuk verbiedt. Bovendien is de psychologische motiveering van het karakter der rechters geen historische toespeling, maar zij dient slechts om de verschillende mogelijke verhoudingen tot het recht te verduidelijken.

Duidelijke toespelingen.

Terwijl ‘Judgment Day’ dus een vrije fantasie is, wat het schema betreft, zijn de toespelingen inderdaad duidelijk genoeg. Men moet blind zijn om niet te zien, dat Elmer Rice zich geïnspireerd heeft op het Rijksdagbrandproces. Er is overeenkomst tusschen den beklaagde George Khitov en Dimitrof, er is overeenkomst tusschen Kurt Schneider, die het schot op den ‘leider’ afvuurde, en Van der Lubbe, die geattrapeerd werd als de brandstichter; er is, voorts, overeenkomst tusschen minister Rakovski, die in het stuk de machinaties tegen de People's Party leidt en door een vervalscht proces zijn plannen tracht door te zetten, en den heer Hermann Goering, zooals hij door sommige menschen verdacht wordt de regie te hebben gehad van het Rijksdagbrandproces; ook de jammerlijke getuigen, die door het Openbaar Ministerie worden gedagvaard, zijn weliswaar geen copieën, maar toch analogieën van het historisch gebeuren. Deze toespelingen zal niemand kunnen ontkennen; de beschrijving van Schneiders passieve houding in de rechtzaal is duidelijk genoeg, en eveneens de dialoog tusschen Rakovski en Khitov, waarbij het ‘filthy swine’ van den eerste het historische en onsterfelijke ‘Gauner’ van den heer Goering kan vervangen. Daarnaast staan de verschillen, die aanzienlijk genoeg zijn. Met den ‘leider’ is hier stellig niet Hitler bedoeld; deze Vesnic lijkt meer op Pilsoedski, als hij ergens op moet lijken. Schneider is in het stuk een ijdele erotomaan, en als zoodanig de ‘concurrent’ van Rakovski. Khitov wordt door Elmer Rice niet als communist geteekend, maar als de vertegenwoordiger van een nationale vrijheidspartij; van communisme is bij hem trouwens nergens sprake, evenmin als van den Rijksdagbrand zelf.

Conclusie: ‘Judgment Day’ is een vrije fantasie met een bepaalde strekking, en wel deze: de verkrachting van het recht door de ‘Staatsraison’ te laten zien in een proces tegen onschuldigen. Zooals onze Londensche correspondent schreef: het tooneel zou evengoed Oostenrijk, Italië en Rusland als Duitschland kunnen zijn. Geen sterveling kan dit stuk verwarren met een documentair van het Rijksdagbrandproces; de toespelingen kunnen dus alleen onaangenaam zijn voor personen, die bij voorbaat bereid zijn de analogie tusschen dit gefingeerde proces van Elmer Rice en het Rijksdagbrandproces te erkennen. Wij stuiten dus op deze allermerkwaardigste ervaring: de burgemeester van Den Haag geeft, door zijn verbod, opnieuw voedsel aan het geloof in een voorstelling van zaken (dat de nationaal-socialisten zelf den Rijksdag aangestoken hebben), die in het officieele Duitschland wordt geloochend als een belachelijk verzinsel!
Is het duidelijk, waarom de Engelsche autoriteiten zich tegen de opvoering van ‘Judgment Day’ niet hebben verzet? Is het duidelijk, waarom de Duitsche regeering te Londen niet geprotesteerd heeft tegen die opvoering? En is het niet een weinig vermakelijk, dat de burgemeester van een groote stad in een vrij land, hoewel plus royaliste que le roi, door een (overigens begrijpelijke en te verontschuldigen) angst voor represailles ontspoord, tegen zijn eigen bedoelingen in datgene bedrijft wat men in Duitschland als ‘gruwelpropaganda’ bestempelt? Wij hopen, dat de heer De Monchy, wiens afkeer van dictatoriale inmenging op het gebied van de cultuur ons bekend is, genoeg gevoel voor humor zal hebben om het vermakelijke van deze situatie (waardoor het beschamende van het verbod allerminst wordt te niet gedaan) met ons in te zien.

M.t.B.