Onze ‘volksdichter’.

J. Greshoff, Gedichten. Derde druk. (A.A.M. Stols, Maastricht).

Van Greshoffs complete gedichten (die overigens bij iederen druk weer completer worden) is thans, betrekkelijk kort na de tweede, reeds de derde uitgave verschenen. Een verheugend teeken van een groeiende belangstelling in het oeuvre van iemand, die enkele jaren geleden nog ‘in den ban was bij het modern-georiënteerd publiek’, zooals hij het zelf uitdrukte. De leuze: ‘Geen orgeltoon, maar uw persoon’, die Greshoff aan Beets ontleende, schijnt dan toch eindelijk weerklank te vinden; en hoe verstokt zou dit volk trouwens moeten zijn, wanneer het niet naar de stem van dit geweten wilde luisteren! De eigenaardige en zoo bijzonder persoonlijke mengeling van volkschheid in den goeden zin en individualistisch protest die het dichtwerk van Greshoff kenmerkt, heeft een accent van verteedering en verontwaardiging, waaraan geen mensch ontkomen kan; de lyricus Greshoff is diegene onder onze dichters, die, zonder iets van zijn standpunt op te offeren aan den publieken smaak (zooals Werumeus Buning), de trait d'union kon worden tusschen de ‘happy few’ van zijn generatie en de befaamde ‘breede lagen’: maar zijn populariteit is toch een andere dan die van Beets en De Genestet (met welken laatste hij overigens eenige verwantschap heeft, zeer in de verte).

De tijden zijn veranderd, de rol van het intellect en van den poëet is anders dan vroeger; daarom is ook de verhouding van Greshoff tot zijn volk anders dan die van den negentiende-eeuwschen poëtischen moralist-dominee. Er is minder gemoedelijkheid, er is een apocalyptischer toon, er is een permanente waarschuwingsdienst noodig; het volk moet zich verdedigen tegen zijn eigen caricatuur, die Volk met een hoofdletter heet; Greshoff staat in dien strijd vooraan, en blijkens weer een nieuwen druk wordt er naar hem geluisterd.

Deze nieuwe uitgave is royaler dan de vorige; de afzonderlijke verzen staan op afzonderlijke bladzijden, hetgeen de lectuur veraangenaamt. De inleiding van S. Vestdijk is vervallen; een nieuw slotgedicht (‘Le Radeau de la Méduse’) is toegevoegd, een nieuw portret van den dichter opgenomen.

M.t.B.