Huizinga's nieuwe boek

J. Huizinga, De Wetenschap der Geschiedenis (H.D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem 1937).

De voordracht, die prof. Huizinga in dit boekje gebundeld heeft, zijn, blijkens het voorbericht, lezingen, die hij in 1934 aan de Universiteit van Santander heeft gehouden (hoe lang lijkt het al geleden, dat men Santander met lezingen in één adem kon noemen!); zij zijn ook reeds eerder in het Spaansch verschenen en hier nu uitgegeven, ‘omdat er herhaaldelijk naar gevraagd werd’. Verder is het artikel ‘Geschiedenis’ uit de encyclopaedie van Winkler Prins aan den bundel toegevoegd.

Zooals de schrijver zelf zegt, raakt de stof op menig punt de reeds in 1929 verschenen ‘Cultuurhistorische Verkenningen’, dat maakt het ook overbodig, om nogmaals de principieele bezwaren uiteen te zetten, die door schrijver dezes in zijn opstel ‘Huizinga voor den Afgrond’ (en door verschillende anderen) naar aanleiding van de ‘Verkenningen’ naar voren zijn gebracht; zij gelden immers evenzeer, alleen in nog sterkere mate, voor dit nieuwe boek. Huizinga geeft de veiligheid der geschiedenis prijs, om daarna op alle mogelijke manieren te trachten haar te herwinnen, teneinde het dreigende spook van het historisch scepticisme (anders gezegd de tragedie der historische wetenschap) buiten de deur te houden, wat Benjamin Fondane, een leerling van Sjestof, in een zeer belangwekkend en in Nederland helaas geheel onbekend gebleven boek, ‘La Conscience Malheureuse’ (Parijs 1936), zegt over de wijze, waarop de Duitsche philosoof Heidegger den ‘afgrond’ van Kierkegaard tracht te ontloopen, zou men ook kunnen laten gelden voor Huizinga: ‘Il n'a voulu nous montrer ces animaux si féroces que pour mieux nous faire voir leur docilité à sa cravache’, maar, zooals reeds gezegd: er is geen aanleiding om de strijdbijl weer op te graven, omdat prof. Huizinga niet van inzicht is veranderd, en zijn bestrijders dus hun argumenten ook niet behoeven te herzien. De belangstellende lezer kent zoowel de documentatie der bestrijders als het Gids-artikel, waarin Huizinga zich heeft verdedigd, en kan daarin de controverse bestudeeren.

Dat de hoogleeraar ook ditmaal in de vier hoofdstukken ‘Groei van de historische wetenschap’ ‘Het proces der historische kennisvorming’, ‘De historische idee’ De [...] der historie’ en het Winkler Prins-artikel met de hem eigen duidelijkheid veel belangwekkende dingen weet te vertellen over den stand van de wetenschap, waarvan hij een der belangrijkste vertegenwoordigers is, behoeft wel geen nader betoog.

M.t.B.