Van den dubbelen adelaar naar het roode vaandel

Voordracht van Anton Verheyen

De roman van Peter Krasnof, een ‘witten’ Rus is bloederig en drakerig genoeg om den revolutionnairen titel te rechtvaardigen. Krasnof schildert episoden uit den tijd van het tsarisme en de revolutie van 1917 op de wijze van den colportageroman en als document van een bepaalde mentaliteit is hij toch zeker niet oninteressant, als men maar niet verwacht iets anders te zullen vinden dan partij-heroïsme en feuilletonpsychologie. L'histoire se répète; de griezelige, ‘zeventig wijzen’, die de wereld besturen in de verbeelding van Krasnof en die zoo half en half met den duivel en de bolsjewieken tegelijk worden geïdentificeerd, vindt men thans in andere gedaante terug in de vermeende ‘Protocollen der Wijzen van Zion’, der nat.-socialisten en de ‘Trotskistische verraders’ der Stalinisten. Eeuwig en onsterfelijk blijft de colportage, die, gemengd met de politieke berekening, altijd weer in staat is de verbeelding van het publiek en sommige romanschrijvers te prikkelen.

‘Van den dubbelen adelaar naar het roode vaandel’ is dus literair gesproken een zeer inferieure roman, waaruit men kan vernemen, dat Trotski een mephistophelisch Joodsch profiel had en Lenin ongeveer op een aap leek; objectiviteit is ver te zoeken, en wie zijn kennis van het marxisme en de Russische revolutie uit het werk van Peter Krasnof zou willen putten, zou tot zonderlinge conclusies komen. Alleen de historicus, die zich voor de psychologie der ‘witten’ contra de ‘rooden’ zal interesseeren en de lezer van den roman-in-vervolgen zullen vermoedelijk in de toekomst nog naar dezen lijvigen roman grijpen.

Anton Verheyen heeft er gisteren echter groote stukken uit voorgedragen, die op het programma waren aangekondigd als ‘machtige voordracht’ en nog meer, dat niet al te bescheiden klonk; zoo zouden b.v. Tsaar Nicolaas, Raspoetin, Lenin en Trotski voor onze oogen herleven, via de uitbeelding van Verheyen. Maar alles was een beetje minder dan het er stond, en Verheyen, die zich als Donkozak had gecostumeerd, zwom rond in de colportagezee van Krasnof, om zoo nu en dan eens een niet onaardige typeering op te duiken. Bewonderen kunnen wij noch de keuze van het boek, noch de voordracht, die monotoon was, dikwijls onnauwkeurig van dictie en vooral: zonder de expressiviteit, waardoor een Charlotte Köhler of een Ruth Draper alleen een tooneel weten te vullen. Vooral tegen het eind (het programma was lang genoeg!) moest Verheyen er zich mit Mühe und Not doorheen slaan. Hij had echter veel succes, en toegegeven moet worden, dat het verhaal soms spannend genoeg is. Voor een voordracht is echter wat meer noodig, en dat heeft Verheyen hier niet weten te geven.

M.t.B.