Veertig jaar journalistiek
VANDAAG viert Het Vaderland een zeer bijzonder jubileum; want men mag gerust zeggen, dat de krant jubileert, wanneer haar hoofdredacteur een gewichtigen dag in zijn leven gedenkt. De hoofdredacteur is, zeker tegenover de buitenwereld, de krant zelf; hij is o.a. ook de man die de klappen krijgt, waaronder ook die klappen, die niet voor hem, maar voor zijn medewerkers waren bestemd. Daarom zeggen wij niet te veel als wij hier schrijven, dat de hoofdredacteur en de krant een eenheid vormen.
Voor één oogenblik echter maken wij den persoon van de ‘zaak’ los. Heden is het veertig jaar geleden, dat de heer C.M. Schilt, de hoofdredacteur van ‘Het Vaderland’, zijn journalistieken loopbaan begon. Veertig jaar in de journalistiek: wij weten allen wat dat zeggen wil; dat zijn veertig jaren meeleven met een veranderlijke wereld, die in de laatste decenniën wel extra veranderlijk was. Men wordt grijs in dienst van de veeleischende Persmuze, die geen officieele muze is, maar daarom niet minder van haar adepten vergt; en ook onze hoofdredacteur heeft grijze haren gekregen, al heeft hij ze (in tegenstelling tot den vos) allerminst verloren. Zijn geest echter is jong gebleven; de heer Schilt heeft zich niet gewonnen gegeven, maar hij is bestand gebleken tegen het sloopend bedrijf: dat van den tijd en van de commentaar òp den tijd.
Veertig jaar. C.M. Schilt, geboren 7 Sept. 1878, liet zich al spoedig door de krant verleiden, al was hij oorspronkelijk voor accountant opgeleid. Hij kwam in 1898 aan het Rotterdamsch Nieuwsblad, waaraan hij verslaggever werd en waârin hij voorts artikelen over de meest uiteenloopende onderwerpen schreef. Zoo werd hem opgedragen de rubriek Buitenland te verzorgen, en dat speciaal in de moeilijke oorlogsjaren; een functie, waarvan hij zich voorbeeldig kweet. Als nachtredacteur Buitenland werd hij in 1919 aan onze courant verbonden; zijn buitenlandsche overzichten (in den nacht geschreven) trokken al spoedig de aandacht van velen door hun groote kennis van zaken. Vervolgens werd hij chef de bureau en secretaris van den toenmaligen hoofdredacteur A.A. Humme; na diens aftreden nam hij 1 September 1924 zijn plaats in naast Roodhuyzen, eerst als waarnemend algemeen hoofdredacteur, later als hoofdredacteur toutcourt, en in die functie hopen wij hem nog lang te behouden.
* * *
Wanneer wij deze beminnelijke persoonlijkheid een oogenblik los maken van de krant, waarmee hij in het dagelijksch leven één is, dan doen wij dat in de eerste plaats om hem naar voren te brengen als mensch. Het is niet zoo gemakkelijk om in officieele relatie te staan tot het veelkoppig monster, dat een krantenredactie is, en toch voor alles, in het kortste gesprek, in de kleinste handeling van ‘gezag’, mensch te blijven tegenover de andere menschen. Als wij één ding in onzen hoofdredacteur willen prijzen, dan is het wel deze bijzondere en in het leven tamelijk zeldzame eigenschap: zijn individualiseerende menschelijkheid, zijn vermogen om een persoonlijke noot te brengen in zijn omgang met anderen. De werkelijke autoriteit berust niet op dwangbevelen, maar op humaniteit; zij is geen dictatorschap, maar een ‘quaestie van vertrouwen’. De heer Schilt nu is het voorbeeld van den humanen mensch, zooals deze tijd ze helaas maar zelden voortbrengt. Hij is een man, die de persoonlijke vrijheid lief heeft, zonder daarom de anarchie te dulden; hij heeft oog voor de veelheid, de noodzakelijke en heilzame veelheid, die een krant als eenheid tot stand brengt; zijn streven is er steeds op gericht de verschillende inzichten onder zijn redacteuren in dienst te stellen van het blad, waarvoor hij de verantwoordelijkheid draagt. Wij overdrijven niet, wanneer wij zeggen, dat er aan ‘Het Vaderland’ onder leiding van den jubilaris van heden een goede geest van samenwerking heerscht, en dat zijn voorbeeld in de nerveuze atmosfeer van het dagblad steeds zuiverend werkt. Wij zouden het ook zoo kunnen zeggen: de figuur van den heer Schilt is een levend bewijs voor het onomstootelijke feit, dat het liberalisme niet te vergeefs heeft bestaan, ook al is het dan bij velen in discrediet geraakt. De goede smaak, de fijne cultuur, de humane gezindheid van iemand als de heer Schilt behooren mede tot de beste symbolen van het liberalisme als cultuurscheppende strooming.
Daarmee is niet gezegd, dat alles aan onzen hoofdredacteur tolerantie ademt. Op het gebied van de spelling en de germanismen b.v. is hij bepaald een groot-inquisiteur; en menig redacteur, die zijn liefde voor een goed geschreven taal kent, heeft ook kennis gemaakt met zijn onverbiddelijkheid in dezen. Maar zulke inquisiteurs moesten er toch meer zijn; van den heer Schilt leert men altijd iets, zelfs bij de geringste discussie over de kleinste komma, omdat hij u nooit zijn meening opdringt als alleenzaligmakend. Ziedaar het geheim van zijn persoonlijke charme; hij decreteert niet, maar legt zijn medemensch een inzicht voor; hij is te veel gentleman en philosoof om zonder critiek aan de absoluutheid van zijn eigen maatstaven te gelooven. Hij heeft - daarmee eigenlijk niet veel, of alles, gezegd? - gevoel voor humor, zooals hij gevoel heeft voor de nuances onder zijn veelhoofdigen staf......
Dat zijn naam nog vele jaren aan den kop van ons blad moge prijken is de hartelijke wensch van zijn medewerkers op dezen dag! Hij zal het hun wel willen vergeven, dat zij dit artikel bij wijze van exceptie, buiten zijn medeweten en verantwoordelijkheid laten verschijnen.
* * *