Het raadsel in Beets

‘Niets kostte hem moeite’

Anton van Duinkerken heeft in De Gids van deze maand een kroniek gewijd aan Nicolaas Beets. Hoewel geïnspireerd door het Camera-jubileum, handelt het artikel hoofdzakelijk over den dichter Beets, waaraan Van Duinkerken eenige bijzonder aardige bladzijden wijdt, gepaard gaande met eenige vernufts-duikelingen. Hij heeft veel bewondering voor Beets poëtische techniek, noemt Beets zelfs ‘een der vaardigste verskunstenaars van zijn dagen’. ‘Niets kostte hem moeite’; maar met dat al was hij een alzijdige op een zonderling middelmatig niveau, hetgeen Van Duinkerken aanleiding geeft tot de volgende omschrijving van het ‘raadsel in Beets’:

‘Soms zou men besluiten, dat hij in het geheel geen persoonlijke ziel had bezeten, maar iets als een allemans-ziel, Byroniaansch, studentikoos, bourgeois, critisch, romantisch of religieus naar behoefte van zijn opdracht en omgeving; en dan wil men hem verachten. Maar iets in hem ontwapent u en voor dit eenige ding heeft hij nooit de woorden kunnen vinden, die hem overigens voor niets te kort schoten. Het moet de laatste oorzaak van de gejaagdheid geweest zijn, die hem in 1839 tot al die dingen tegelijk in staat stelde, welke wij in hem beminnen en verafschuwen. Het moet zijn daemon zijn geweest, dien hij wel kende, maar niet noemen kon.

Ironisch? Hij was het! In verzet tegen den geest der eeuw? Hij was het ook! Even burgerlijk als al zijn typen? Hij was het evenzeer! Romanticus? Hij was het! Realist? Hij was het terzelfder stond! Ontmaskeraar van de hypocrisie? Voorzeker! Het geweten van een gewetenloozen tijd? Tot op zekere hoogte: ja! Een eerlijk man? Men kan het niet ontkennen! En toch een beetje huichelachtig op zijn tijd? Men moet toegeven, dat hij er iets van in zich had!....

Hoe moet men eindelijk den daemon noemen, die hem opjoeg, splitste, in verzet bracht en kalmeerde? De daemon van de erotiek, de ijdelheid, het onbehagen en het conformisme? Kan dit één enkelvoudig wezen zijn? Dan heet het: middelmatigheid’.

 

* * *

 

M.J. Spoelstra schrijft over de Edda-vertaling van dr Jan de Vries, dr ir J.H. Plantenga over Versailles onder de laatste Bourbons en in den Keizertijd, W.J. van de Woestijne behandelt Duitschlands door den staat beheerschte conjunctuur.

M.t.B.