Kunst en Letteren
Het Nederlandsche Boek 1939

Top Naeff betreurt de ontaarding der letteren
Romantische critiek

Ook dit jaar heeft de Ned. Uitgeversbond zijn catalogus Het Nederlandsche Boek doen verschijnen. Het omslag is van Dick Elffers. Top Naeff is bereid gevonden om een artikel te schrijven over het onderwerp ‘Proza, Poëzie en Propaganda’, waarin zij, zooals de commissie voor den catalogus zegt, ‘op fijnzinnige manier de moeilijkheden, verbonden aan de verbreiding van literaire voortbrengselen, doet uitkomen’.

Mevr. Naeff beschrijft in dat opstel om te beginnen, hoe zij vroeger in de provincie voor het Nut placht op te treden; en zij knoopt aan deze weemoedige souvenirs een pessimistische beschouwing vast over de ontaarding van de letterkunde. Niet alleen, dat de markt bedorven wordt door slechte boeken, maar ‘het aantal proza-werken (romans, novellen) is nauwelijks meer noemenswaard’; door de gebeurtenissen in de snoode wereld moet de literatuur ‘het loodje leggen’, terwijl de kloof tussche schrijvers en lezers zich nog verdiept. Noch de schrijvers, noch de uitgevers, noch de boekhandelaren hebben iets voor de zuivere letterkunde gedaan. ‘Men koopt een boek, zooals men een lot uit de loterij trekt Een loterij met nogal veel nieten’.

Aan de eischen van het ‘vak’ wordt ook al niet meer gehoorzaamd. En toch blijft het oude schrijversvak ‘een aan natuurwetten gebonden bedrijf’ en kiest niet de schrijver zijn onderwerp, maar het onderwerp zijn schrijver.

‘En eerst wanneer de figuren als menschen leven, kunnen zij tot gestalten worden en tot dragers van ideeën. Eerst dan manifesteert zich de geest van den auteur, onwillekeurig en onbewust, door een boek heen, eerst dan klinkt het grond-accoord van zijn ware wezen - waaraan hij niets veranderen kan - zuiver door. En eerst dan ontstaat de wisselwerking tusschen schrijver en lezer en kan men zeggen dat een boek als kunstwerk tot den ontvankelijke “gesproken” heeft, met zooveel indringende, vitale en plastische kracht, dat het in diens herinnering blijft gegrift en bewaard. Het begin der onsterfelijkheid....’

 

* * *

 

Deze litanie klinkt niet bepaald opwekkend als inleiding bij een uitgeverscatalogus! Men moet het overigens waardeeren, dat Top Naeff zich door de plaats, waar zij dit opstel publiceerde, niet liet beïnvloeden tot een goedkoop optimisme; maar veel verder komt men met haar naar het verleden georiënteerden klaagzang ook niet. Wij zullen het feit, dat de halfbeschaving een belangrijker plaats inneemt in de maatschappij dan in de jeugdjaren van mevr. Naeff, moeten aanvaarden, zij het misschien met eenig heimwee. Als de oorlog niet ook die halfbeschaving uitroeit, zullen wij haar als springplank moeten gebruiken. De rest is romantiek, en in dit opzicht is de sceptische Top Naeff ook hyperromantisch.

M.t.B.