Groot Nederland van December
‘Vijf en dertig jaar geleden schreef Kloos: dat waarschijnlijk in later eeuwen een bloemlezing van Giza Ritschl's allerbeste uitingen tot een bouquetje samengebonden zou moeten worden, welke ruiker het nageslacht zou blijven bekoren door zijn frischheid en zoeten geur.’
In deze uitspraak heeft Hendrik de Vries aanleiding gevonden om reeds thans een bloemlezing uit de poëzie van deze vrijwel vergeten dichteres samen te stellen, waarvan men de motiveerende inleiding thans kan vinden afgedrukt in Groot Nederland. Wij moeten natuurlijk de bloemlezing afwachten, maar uit de redeneering en de voorbeelden van Hendrik de Vries kan ik nog niet opmaken, dat hij een groote vondst gedaan heeft.
De aflevering bevat verdienstelijke gedichten van Gerard den Brabander, Nine van der Schaaf heeft een fragment afgestaan uit ‘Droom, de Geleider’, dat geheel en al den toon heeft van haar proza. Robert Franquinet, een onzer nieuwe rhetoren, publiceert twee verzen, die ik als gewoonlijk weinig kan bewonderen. Mea Mees-Verwey schrijft over Henriëtte Roland Holst naar aanleiding van haar zeventigsten verjaardag. Ed. Hoornik besluit in dit nummer zijn poëziekroniek met eenige principieele opmerkingen over de dichtkunst.
M.t.B.