J.L. Andreae
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 7 januari 1933
Rotterdam 7 Jan. '33
Zeer geachte Heer ter Braak,
Na het aangenaam onderhoud dat ik gister avond met U had, moet ik nog even met U van gedachten wisselen over iets gewichtigs n.l. over Uwe lichamelijke en dus ook geestelijke gezondheid. Wanneer een mensch, wie ook, 26 uren per week les geeft in geschiedenis en nederlandsch aan jongens en meisjes van 12-20 jaar, dan moet hij wel bij de huidige gebrekkige inrichting van het lager onderwijs ervaren dat hij zijne krachten vaak verspilt aan kalveren en hokkelingen, die met hun lelijke stijve poten de bloemen die hij biedt, vertrappen in plaats van ze te bewonderen. De stille teleurstelling daaruit ontstaan bestrijdt hij met succes door de kracht van zijn geest en alles zou nog goed gaan als hij na dien ingespannen arbeid ging rusten. Maar als hij dat niet doet, doch integendeel zijn geest en hersenen opnieuw gaat inspannen, dan is het noodzakelijk gevolg dat beide overbelast worden en hij op weg is naar een psychose.
Over de wijze waarop die ongewenschte ziekte kan worden voorkomen, zou ik, als ‘oudere broeder’ gaarne nog eens met U van gedachten wisselen. Daartoe verneem ik dan gaarne plaats, dag en uur onzer tweede samenkomst. Met hartelijken groet
Uw
J.L. Andreae
Wil mijn potlood-schrift, dat mij wegens mijn oogkwaal gemakkelijk valt, excuseeren!
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum