J.L. Andreae
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 8 december 1933
Rotterdam 8 Dec. '33
Zeer geachte Heer ter Braak,
Van mijn voorlopig weinig belovenden kleinzoon en naamgenoot vernam ik dat gij naar den Haag gaat verhuizen om daar werkzaam te zijn aan ‘het Vaderland’. Dat bericht doet mij genoegen en vandaar deze mijn hartelijke gelukwensch. Werkkring en omgeving zijn m.i. voor u in den Haag prettiger dan in Rotterdam.
Ik hoop dat uw gezin na eenige jaren met een paar spruiten vermeerderd zal zijn want dan kan men spelende met hen de reinste vreugde beleven en binnen's huis de schoonste spot beoefenen, die nodig is om met de geestelijke inspanning in evenwicht te blijven.
Met vriendlijken groet,
Uw dienstv.
J.L. Andreae
Z.O. zijde!
P.S. Wellicht herinnert gij u nog uit mijne brochure ‘Ware en politieke christenen’ mijne verklaring van Genesis II en III. Om te ervaren of zij reeds vroeger door een ander was gegeven, vroeg ik prof. Albert Verwey, dien ik wel eens in mijn Leidschen tijd sprak, mij daarover in te lichten en mij tevens een kritiek mijner opvatting te zenden. Daarop ontving ik ten antwoord dat hij die opvatting nooit ergens had gelezen en haar vreemd vond; maar van kritiek geen woord. Die brief was gedateerd 8 Juni '33.
Toen ben ik gaan lezen in zijn proza en in den verzenbundel ‘Aarde’getiteld en vond op bladz. 117 en verder een rythmische verheerlijking van Adam en Eva in het paradijs. Naar mijne opvatting zijn dat versen tot verheerlijking van een leugen.
Ik heb daarom ± 10 dagen geleden aan Verwey op nieuw geschreven en hem opnieuw verzocht om kritiek, doch nog niets van hem ontvangen, ofschoon ik hem tevens mijn handschrift zond over ‘Visioenen’, waarin ik den oorsprong van het geloof in een persoonlijken god bloot legde. Ook dat zond hij niet terug. Mag ik niet aannemen dat A. Verwey een aanhanger is van l'art pour l'art en dus bij zijn tijd ten achter?
Gaarne zou ik Uw mening hierin vernemen en tevens Uw raad.
Als boven
Uw J.L.A.
adres Vijverweg 28
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum