Cor Bruijn
aan
Menno ter Braak (Den Haag)
Hilversum, 11 juli 1937
Hilversum, 11 Juli 1937
Zeer geachte Heer Ter Braak,
Tot de vorige week Zaterdag heb ik de brieven nog in mijn bezit gehad. Ik dacht, ze zijn bij mij beter aufgehoben dan bij v.d.H. Maar toen kwam hij ze zelf halen. Hij heeft enige tijd geleden een hoorspel naar de AVRO opgestuurd, hoorde er niets meer van, zocht Dr Ritter in het hol v.d. leeuw op, na z'n radiopraatje, en sprak hem over de brieven. Dr R., die Uw ‘Vaderlandse’ stukken gelezen had, had er natuurlijk belangstelling voor, en zo moest ik ze afgeven. Wat ik deed met de waarschuwing te zorgen, dat nu Dr R. er weer niet wat mee ging doen.
Verder is er waarschijnlijk nog niets v.d. zijde van Arnhem ten opzichte van V.d.H. ondernomen, want dan was deze wel al bij me geweest. 't Is goed, dat ik weet, welk gevaar er dreigt. v/dH. is geen sterke persoonlijkheid, en voelt voor de zaak zelf niets. Z'n moeder wel. En als het er op aan komt, is het nog de vraag, wie de baas over de brieven is. Zou v/dH. willen terugkrabbelen, dan [ruttel] ik zijn moeder op.
U moet maar zien, dat een en ander zo spoedig mogelijk gezet wordt. Dan zijn er onkosten gemaakt, waarvoor v/dH. door zijn toestemming medeverantwoordelijk is. Trouwens ik geloof niet, dat het zo'n vaart zal lopen met dat terugkrabbelen. En verder heeft hij niets dan de brieven. Nou, die kennen de Arnhemmers reeds. Wat is het goed, dat U de inzage niet geweigerd hebt aan Mevr. D.D., en wat slaat ze een snertfiguur nu ze ze toch aan derden ter lezing heeft gegeven.
De brieven schijnen toch van belang te zijn, anders zou men er niet zó op reageren.
Intussen, waar Uw bedoelingen zuiver zijn, - meer licht brengen in een kwestie, die niet door U opgerakeld is, - gaat U natuurlijk rustig Uw gang, en een scheldende advocaat is minder gevaarlijk dan een met een beminnelijke glimlach.
Met vr. gr.
Uw
CorBruijn
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum