Cor Bruijn
aan
Menno ter Braak

[na 14 januari 1938]

[G??TB.]

In antwoord op Uw brief het volgende:

1. In het mondeling onderhoud, dat ik, tijdens Uw bezoek aan mij, met den heer v/dH. had, bracht hij de kwestie van een geldelijke vergoeding wel ter sprake. Wij kwamen overeen, dat ik U zou meedelen, dat hij bereid was de brieven zonder vergoeding af te staan ter publicatie, indien deze publicatie U geen geldelijk voordeel opbracht. In 't tegenovergestelde geval maakte hij aanspraak op een deel v/h evt. voordeel. Welk deel werd niet vastgesteld. Ik meen, dat ik in deze geest U ook het bericht overbracht.
2. De uitdrukking handelswaarde is niet in ons onderhoud gebruikt, en geeft een uitbreiding van verplichtingen, die in strijd is met onze afspraak. Handelswaarde had trouwens reeds het artikel in Groot Nederland.
3. Zou intussen de firma Holkema en Warendorf financiële winst uit de totale publicatie van de brieven trekken, dan, meen ik, dat billijkerwijze den heer v/dHoeven wel enige vergoeding zou kunnen worden uitgekeerd, ook al heeft onze bespreking zich niet tot den uitgever uitgestrekt, van verplichting is hier zeker geen sprake.
4. Ik betreur het, dat de hr. v/dH. eerst niet even met mij contact gezocht heeft, teneinde vast te kunnen stellen of ik het eens was met zijn m.i. ‘nieuwe lezing’ van onze afspraak.

Origineel: Den Haag, Letterkundig museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie