Dirk Coster (Delft)
aan
Menno ter Braak
[9 februari 1931 of kort daarna]
Amice,
Nog even dit: niet alles is onbepaalbaar. Het woord humanist is zeer zeker bepaalbaar. Ieder is humanist, die niet een derde macht buiten een gegeven menschheid <(ik-en-gij)> in 't spel brengt. De Roomschen weten dit over 't algemeen vrij zuiver te definieeren.
Dat van die ‘schoftentroep’ houd ik vol, mits natuurlijk je niet aan de gespreksterm wilt blijven hangen. Maar ‘in 't nette’ hoewel feitelijk nog sterker, heb ik 't uitgedrukt in een der laatste gedachten van 't eerste hoofdstuk van Schetsboek. ‘Je bezwaren beginnen’ etc. Neen hier begint juist 't misverstand, dat even verder opduikt in 't woord ‘uitverkorenen’. Ik haal die maatstaven uit me zelf, eenvoudig omdat ik er zelf één ben. Het is zelfs een schadelijke en rampzalige hobby geweest, mijzelf te stelselmatig alle slechts toe te schrijven en anderen 't privilegium van dat korreltje of vele korreltjes goed te gunnen. Maar ik heb inderdaad óók geen lust om hierop door te gaan. Het was mij enkel te doen om een korte verheldering van het woord ‘humanist’, maar zeker niet om een discussie over mijn werk, die jou nòch mij bijzonder zou interesseeren. Wie deze interesse toevallig wel heeft, hoort meteen wel de ondertonen, die zoo goed als nergens ontbreken, behalve misschien in wat gelegenheids- aan de vergetelheid prijs te geven dingen als N.G. etc. - Daarom alleen nog dit: natuurlijk interesseert mij je roman buitengewoon, en plaatsen doe ik ook graag, als de worp gelukt is (eenigermate gelukt is ook al goed). Kortom: zeer benieuwd.
vr. gr.
je Dirk Coster
p.s. Ik weet mij niet goed te herinneren, of ik je een ‘Schetsboek’ zou sturen of dat je er toevallig al een hadt. Zou je me daaromtrent even willen inlichten.
<Wil je mij de copie hier even brengen, of kan ik de copie in een café in R'dam even komen ophalen, dan wil ik die humanisme kwestie nog wel eens uitpraten.>
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum