Briefwisseling Menno ter Braak - John Hartman
John Hartman
aan
Menno ter Braak (Rotterdam)
Den Haag, 27 maart 1933
27 Maart 1933.
Mijnheer,
Het ligt in mijn voornemen, Uw prozastukje ‘De Handelsreiziger’ in studie te nemen. Beleefd verzoek ik U mij toestemming tot voordracht te verleenen, zonder hieraan financieele eischen te verbinden. Het zou mij trouwens onmogelijk zijn, eenige financieele vergoeding te betalen.
Het behoeft geen betoog, dat stukken als bovengenoemd, slechts in enkele kringen waardeering kunnen vinden. Het is dan ook alleen omdat ik er persoonlijk waarde aan hecht met werkelijk goed werk te komen, wanneer daar een enkele maal gelegenheid toe is, dat ik bovengenoemd prozastukje in mijn programma zou wenschen.
Mocht U iets gepubliceerd hebben, wat U voor voordracht bijzonder geschikt voorkomt, zal ik het op prijs stellen, indien U mij dit wilde mededeelen.
Te mijner introductie zend ik U met gelijke post mijn prospectus voor het loopende seizoen, waarin U o.m. een reeks beoordeelingen over mijn arbeid als voordrachtskunstenaar gelieve aan te treffen.
Hopend, dat een en ander aanleiding moge zijn, mij de gevraagde toestemming te verleenen,
Hoogachtend,
Jan Hartman
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum