Menno ter Braak
aan
T. van Hengel-van Enst

Den Haag, 18 oktober 1935

den Haag Pomonaplein 22

18 Oct. '35

Zeer geachte mevrouw v. Hengel

Hartelijk dank voor Uw brief. Ik weet niets van dezen heer van der Meer, dan dat hij deze serie lezingen houdt. Eenige dagen geleden werd ook ik opgebeld door dezelfde mevrouw, die er zeer verwarde ideeën op na bleek te houden zoowel over Dèr Mouw als over mij; zij inviteerde mij voor de bewuste lezing, maar haar toon was niet zoo, dat ik er voor voelde te accepteeren. Gelukkig vond ik een zeer geldige reden om mij te excuseeren. Den naam van Vriesland had zij nog nooit gehoord, want toen ik die noemde, had ik groote moeite haar die voor te spellen. Alles zeer veege teekenen, lijkt mij, voor den heer v.d. Meer, als wiens mandataris zij optreedt.

Ik ben het volkomen met U eens, dat deze belangstelling voor het werk van Dèr Mouw in strijd is met zijn bedoelingen. Uit den brief, die U mij ter lezing zond, blijkt dat ten overvloede nog eens duidelijk; ik vind dien brief zeer belangrijk om op een gegeven moment eens voor den dag te worden gehaald als een bewijs hoe Dèr Mouw zelf over zijn poëzie dacht, maar ik vrees, dat U aan deze posthume Haagsche vereering niet veel zult kunnen doen! Er is niemand meer om zich actief tegen dit misbruik van bedoelingen te verzetten. Ik zou het graag doen, maar ik heb er het recht niet toe; het eenige wat ik wel kan doen, is bij gelegenheid eens op het dwaze van deze ‘adoratie’ te wijzen. Of denkt U, dat de familie gerechtigd is zich met dergelijke quaesties te bemoeien? Ik vrees, dat het heel moeilijk zou zijn een onbekenden heer v.d. Meer van zijn ongelijk te overtuigen. Vooral waar uit zijn vragen een onafwijsbare stupiditeit blijkt, als ik mij niet zeer vergis.

Het is overigens gemakkelijk te zien, waarom den Haag (want het is niet alleen v.d. Meer; ik ken nog een dame, die hier binnenkort een Dèr Mouw-avond geeft met declamatie) zich op Dèr Mouw werpt. Zijn Brahman is nu eenmaal ook uit te leggen als iets theosophisch, half zachts, door slechte commentatoren wel te verstaan; maar den Haag is vol van dezulken. Zij denken niet aan ‘Brahman, maar we zitten zonder meid’, waaruit de bedoeling duidelijk genoeg spreekt, maar het woord wekt bij hen associaties in den geest van ‘karma’ of reïncarnatie. En misschien is er ook hier en daar in Dèr Mouw een element, dat hun tot rechtvaardiging kan dienen. Hoe het ook zij, de beteekenis van zijn poëzie heeft met deze mondaine Lensvelt Nicola metaphysica niets te maken en het is ergerlijk, dat men Dèr Mouw niet tegen de halfzachtheid kan beveiligen.

Mocht U van meening zijn, dat ik iets in Uw geest kan doen tegen die heer v.d.M., dan kunt U mij b.v. morgen ± 6 uur telefonisch bereiken (393759). Maar zooals ik al schreef, dat lijkt mij hoogst dubieus.

Ook mijn hartelijken dank voor de toezending van den brief, die zoo volkomen den werkelijken mensch Dèr Mouw, zooals ik mij dien voorstel, weerspiegelt.

m.v.gr. en hoogachting,

Uw dw. Menno ter Braak

N.B. kunt U mij misschien het adres van Hetty bezorgen? Zij zou mij dat sturen, maar ik heb nooit meer iets gehoord na hun vertrek uit Holland. Bij voorbaat mijn dank!

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie