Jakob Huizinga
aan
Menno ter Braak
Den Haag, 30 mei 1935
den Haag 30 V. '35.
Weissenburchstr. 50
Beste Menno, 'k heb hier nog een briefje van je naast mij liggen van 25 Maart, waarop ik tot dusverre nog niet reageerde: er was allerlei dat mij daarvan afhield. De laatste tijd was ik overspannen en zeer moe, en heb mezelf nu een vacantie van twee maanden voorgeschreven: waarschijnlijk zal ik met een vrachtboot een rondreis van zeven weken gaan maken in den Middellandsche Zee.-
Maar nu komt het: Ik zou geen Huizinga moeten zijn als ik niet mijn geheele leven den drang tot vormgeving, in dit geval door het geschreven woord, had gevoeld: jouw essays hebben mij niet geholpen de eigenlijke oorzaak van die drang te vinden. Gepubliceerd heb ik nog nooit iets, behalve dan vroeger in studentenalmanakken. Nu echter ontwaakt opeens de lust daartoe (eigenlijk niet waar, want die lust bestond al heel lang, maar verging in luiheid en gemakzucht), en is mijn vraag of ik je van deze reis (ik bedoel juist niet over de reis -misschien ook wèl-) af en toe eens ‘iets’ sturen mag, en of jij het dan beoordeelen wilt en eventueel helpen om 't in de krant of waar ook op te nemen. En wees heus niet bang om te zeggen 't is allemaal kitsch, als 't zoo mocht blijken.-
'k Hoop niet dat ik het je hiermee te lastig maak. Als ik weer terug ben zullen we jullie erg graag eens weer bij ons zien.
Hartelijke groeten van huis tot huis.
Als steeds
[t.t.]
J. Huizinga
z.o.z.
Mijn adres is van 1-7 juni: Dr. R. Rijkens, Valeriusterras 5.
Amsterdam Z.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum