Jakob Huizinga
aan
Menno ter Braak
Den Haag, 1 augustus 1935
den Haag 1 Aug. '35
Beste Menno,
Ik heb even gewacht met je te bedanken voor de toezending van De Pantserkrant tot ik het gelezen zou hebben... Het heeft mij bij lezing zeer geboeid, en ik geloof dat het een zeer goed speelstuk is en groote indruk kan maken wanneer het goed gespeeld wordt. Naast de hoofdgedachte en de vlotte gang zijn er een aantal aardige bijkomstigheden: één, bijv. het oordeel van de georganiseerde communist Jenssen over den ‘wilde actor’, maar om ze alle te noemen zou deze te lang maken. Bij gelegenheid wil ik er graag nog eens over praten, maar wij wonen zoo onmogelijk ver van elkaar, dat dat eerst nog wel weer even duren zal.
Dank ook voor de drukproef over de analogie Gide-Huizinga: moet je die nog terug hebben? Het wil mij toch hoe langer hoe meer voorkomen dat een bijna physieke aversie tusschen mijn broer en jou de aanleiding geeft tot die geprikkeldheid, en dat het misschien goed zou zijn van weerszijden om elkaar maar met rust te laten.
Maandag bracht ik je mijn stukje met gewijzigd begin aan de krant terug, in de hoop je nog even te zullen treffen, maar je waart er niet en ik liet het daarom achter. Je zult het, hoop ik, ontvangen hebben, en wilt mij misschien wel eens laten weten of je het zóó, als ook het derde stukje voor opname geschikt vindt.
Hartelijke groeten van huis tot huis
t.t.
J.H.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum