Briefwisseling Menno ter Braak - W. Koch
W. Koch
aan
Menno ter Braak (Amsterdam)
Wageningen, 30 juni 1928
Wageningen, 30 Juni 1928
Beste Menno!
Ontvang mijn hartelijken dank voor den toezending van een exemplaar van uwe degelijke en interessante dissertatie over Otto III. Ik heb het ook onmiddellijk van begin tot eind met groote belangstelling geheel doorgelezen.
De M.E., die voor mij allen ‘duister’ zijn, omdat ik ze niet ken, zijn nu wat dit gedeelte betreft, wat lichter geworden, vooral uwe uiteenzetting omtrent de idealen en ‘Gedankengänge’ der toenmaligen menschen - steeds m.i. het belangrijkste in de geschiedenis der menschheid - heeft mij getroffen. Dat de civitas Dei van Augustinus in de M.E. niet alleen gelezen werd, maar in toepassing gebracht vind ik een belangrijk feit; verder den ondeelbaarheid van staat en kerk, [vervat] in het begrip ‘Ecclesia’, het ontbreken [van] een tegenstelling tusschen keizer en paus, het universeele van het keizerschap (ook tegenover Byzantium), het ontbreken van elk gevoel voor nationaliteit (wat de Duitschers hem zoo kwalijk nemen), en Otto's neiging tot askese: ge hebt het alles trachten te verklaren uit den tijdgeest, en ik meen, dat ge daarin - voor zoo ver ik als leek daarover oordeelen kan - geslaagd zijt. - Wat hebben de Duitschers toch vaak in het gevoel van hun opkomende nationale ‘Grösse’ de voorgeslachten van hun volk misteekend! Ik heb het vroeger zelf ondervonden bij een bestudeering van hun vroege geschiedenis, en zie het nu nog in sterker mate bevestigd. - Ik hoop, dat U van dit werk zeer veel genoegen moogt beleven. Nogmaals mijn hartelijken dank aan den ‘jongen doctor’.
Geloof mij,
tt
W. Koch.
Dr. W. Koch
Nassauweg 8, Wageningen
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum