Albert Kuyle
aan
Menno ter Braak

Utrecht, 14 mei 1928

Utrecht 14 Mei 1928

Menno ter Braak, letterkundige Amsterdam

Beste,

ik ben heel erg lang kwaad geweest, wat een onzakelijke houding is voor een koopman. De omstandigheden waren er naar. Van de heele affaire met De Branding, waarin ik toch absoluut gelijk had, is, omdat jouw verklaring, buiten jouw schuld, (dat zie ik nu in) niet ontvankelijk was. Er rest thans alleen nog een nota van de rechtskundige adviseur. Je zult veel op me hebben gevloekt; ik op jou ook. Maar per slot mag deze zaak niet dood loopen in een jammerlijk geherrie om bijkomstigheden. Zoo zal Cinema Militans in het jaar 2000 nog niet voor de ramen liggen. Ik wilde graag dat je mijn excuses aannam voor mijn lange zwijgen en voor de scheldwoorden die mijn gedesillusioneerd handelaarshoofd voor je heeft uitgedacht. Ik ben weer begonnen. De omslag is gereed, en zal ik eerstdaags naar Ivens zenden om een lantarenplaat van te maken die dan op de nog resteerende ligaafdeelingsavonden kan worden vertoond. Verder begin ik midden in deze week te zetten, en verwacht nu van jou een gedetailleerde opgave van de illustraties en waar deze te vinden. Als het noodig is kan ik een middag naar Amsterdam komen.

Schrijf me over een en ander gauw,

voor De Gemeenschap Uitgevers Utrecht,

Albert Kuyle,

directeur

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie