K. Lekkerkerker
aan
Menno ter Braak
Schaerbeek, 5 mei 1939
Waarde Ter Br.,
De manuscripten der romans, althans dat van Het Verboden Rijk, heb ik het laatst op de Forum-tentoonstelling te Utrecht gezien. Ik kom ze nog wel op het spoor, hoop ik. Per gelijke post zend ik je kopij der novellen. De uitgave zou er volgens mij zóó moeten uitzien:
Schuim en Asch |
De Erfgenaam |
Het Eind van het Lied |
De laatste Reis van de Nyborg |
Larrios |
Such is Life in China |
Het Lente-Eiland en andere Verhalen |
6. Het Lente-Eiland |
7. Legende van de Zee |
Doodsstrijd van den dwazen Oude, in 't s.V. |
Uit het Leven van Po Sju I |
Po Sju I en Yuan Sjen bij de Yang Tse |
*11.Het uitgewischte Handschrift |
*12.De Verzuimde Liefde |
De opstand van Guadalajara |
Verspreide Verhalen |
*14.De Amphoor |
*15.De tweede keuze van Paris |
*16.Cherchez la Femme |
*17.Dutrou Bornier |
*18.Laatste verschijning van Camoës |
De verhalen die ik met een ster merkte, zijn tot dusver alleen in tijdschriften verschenen. Wat Guadalajara betreft, Greshoff heeft er nog eens op aangedrongen, dat dit vooral in dit deel wordt opgenomen, daar het zoowel de ervaring van Marsman als van Stols is, dat de verkoop van afzonderlijke bundels niet beïnvloed wordt door een uitgave van verzameld werk. Dutrou Bornier zou bij een afzonderlijken herdruk van Schuim en Asch daarin worden opgenomen. Maar nu alles in één bundel komt, heeft dit niet alleen geen zin meer, maar lijkt het mij ook minder gewenscht: het zou mijns inziens het ensemble van die eerste afdeeling zeker verstoren. Bij de kopij zul je ook een aantal verhalen vinden, die een herdruk niet waard zijn. Lees ze niet! Alleen zou ik wel je aandacht willen vestigen op ‘Waar de Levensvreugde vandaan komt’ en ‘De Erebos’. Van het eerste schrijft Du Perron in dat concept: ‘Van het grootste belang voor de kennis van Sl. is het verhaal “Waar de L. vandaan komt”, gepubliceerd in Gr. Ned. Hij vond dit verhaal zèlf van veel beteekenis, zegt Antonini, met wien hij er vaak over sprak.’
Ik geloof graag dat het typeerend is voor Slauerhoff, maar het is naar mijn smaak allerwalgelijkst. Ook Greshoff is tegen! Bovendien heeft hij het domineedom al genoeg gekraakt in Such is Life en enkele gedichten. ‘De Erebos’ vond Slauerhoff zelf echter slecht en ‘dubbel’ met ‘De laatste reis van Nyborg’; het is echter beter dan de rest der afgekeurde verhalen. Er moet, dunkt mij, over deze beide verhalen gestemd worden.
‘De Erebos’ staat in Van Wessems Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche Verhalen; ik bezit geen schrijfmachine, anders had ik het overgetypt, maar je zult het wel ergens kunnen krijgen. Als je Greshof ziet, wil je hem dan ook spreken over het al of niet opnemen van een verantwoording (varianten etc.) in de complete gedichten? Onze uitgave zou er niet een worden voor philologen maar een voor poëzieminnaars pur sang. Een verantwoording van onze werkwijze en een opgave der varianten in de bundels zelf geeft den poëzie minnaar een gevoel van wrevel en afkeer. Het is daarom dat althans Roland Holst, Greshoff en ik zoo'n verantwoording in het laatste deel, waarin ook Coen en enkele essays komen, zouden wenschen. Alleen dus Marsmans inleiding en verder niets dan volledige teksten, zonder noten onderaan of achterin (die gekraakt moeten worden!).
Wanneer wij het de philologen naar den zin zouden maken, zouden wij ieder leesteeken moeten verantwoorden. Merde, zooals men hier zegt! Laat iemand op deze Slauerhoff-uitgave promoveeren en zoo'n lijst van veranderde leesteekens in zijn dissertatie opnemen! En laat de commissie alleen de allerbelangrijkste varianten bijeenbrengen in het deel Varia. In de inhoudsopgave kan gemakkelijk worden opgegeven het jaartal van publicatie en, indien bekend, dat van ontstaan; verder kan met een sterretje worden aangeduid of een vers alleen in tijdschriften is gepubliceerd en met twee sterretjes of het heelemaal niet is gepubliceerd. Gisteren schreef iemand mij het volgende: ‘Hoe staat het met de Slauerhoff-affaire? Ik hoorde dezer dagen (wschl. van den uitgever Hijman, K.L.) dat de zaak min of meer in een impasse geraakt is door den naijver tusschen de firma's Stols en Nijgh.’ Ik weet er zelf niets van, maar als jij den Heer Zijlstra een zetje kan geven en Greshoff Stols, zou de zaak misschien spoedig opgelost worden. De heele Slauerhoff-affaire heeft verschillende kanten, die mij bijzonder amuseeren.
Met vr. gr. van
K. Lekkerkerker
Afschrift: Amsterdam, Erven K. Lekkerkerker. Brief. Machineschrift