Menno ter Braak
aan
Elisabeth de Roos

Amsterdam, 1 juni 1930

Amsterdam, 1 Juni 1930

Lieve Bep,

Dat ik zoo lang met antwoorden wachtte, komt door mijn besluiteloosheid. Ik zou het n.l. buitengewoon prettig gevonden hebben, de Pinksterdagen met je door Londen te dwalen, maar er zijn twee omstandigheden, die me er van afhouden: 1) moet ik a.s. Vrijdagavond een promotiediner meemaken, zoodat er al één vrije dag afgaat, 2) weet ik nog steeds niet, hoe ik mijn houding tegenover de dingen bepalen moet. Vooral om 2, die door 1 eigenlijk gestut wordt, zou ik je willen voorstellen, het heele plan tot begin Juli uit te stellen. Ik krijg 11 Juli vacantie en kan dan dadelijk oversteken. Ik heb dan bovendien het gevoel, voor anderhalve maand totaal vrij te zijn. Voel je er voor? Het zal werkelijk [prettig] zijn, nu ben ik te ‘zweverig’, te ‘ambivalent’. Dus: laten we dat voorloopig vast afspreken.

Ik zag ‘Huwelijksmarsch’ van Stroheim en was zeer onder den indruk van zijn zeldzaam raar talent (genie?). Je hebt hem uitstekend gekarakteriseerd in je artikel in Filmliga.

Tusschen haken: het uitstellen van Londen is geen gevolg van de afwezigheid van welke romantische Duitsche ook! (Is trouwens nogal glad!) Het is louter, wat ik je schreef: ‘ambivalentie’. Ik moet nog even op adem komen, om weer volledig-met-belangstelling op de boot te stappen.

Ik zat zoo juist met Van Uytvanck voor Americain te praten. Hij is toch een scherpzinnige vent, met, gelukkig, veel zelfironie. Gisteren ontmoette ik toevallig Kelk hier, die n.b. zooiets als verloofd is, en werkelijk geheel en al, totaal, zonder eenige terughouding, zonder gêne boersch gelukkig is en verschrikkelijk vrijt (in Kempinski!) Zie je het eenigszins pijnlijke en toch heimelijk instemmende gezicht van ondergeteekende daarbij? Instemmend n.l., omdat ik me van Kelk ook geen andere manier van liefhebben zou kunnen voorstellen.

Het Carnaval wordt werkelijk verkocht, en ik ontving een critiek van Van Leeuwen in het Twentsch Dagblad, waardoor het debiet voor het oosten des lands ongetwijfeld zal stijgen. Oom Nico daarentegen heeft me een woedende brief van zes kantjes geschreven, met de vriendelijke opmerking, dat er voor mij niet meer rest dan ‘prostituee of perversiteit’! Hoe kan iemand dat in godsnaam uit het boek afleiden! Er staat blijkbaar meer in, dan ik zelf weet.

Schrijf je me even, of je voor deze wijziging van plan voelt?

Dag! Alle goeds onder den rook van Daventry, waarnaar ik inmiddels luister!

je Menno

Origineel: particuliere collectie

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie