Menno ter Braak
aan
Elisabeth de Roos
Eibergen, 28 juli 1933
Eibergen, 28 Juli '33
Lieve Bep
Door de hittegolf, die hier tot gisteren heerschte, kon ik geen pen op papier krijgen om je te bedanken voor je brief over den Politicus. Het is nu wat menschelijker, dus kom ik nu tot het formuleeren van dien dank. Het is voor mij waarschijnlijk even moeilijk als voor jou het formuleeren van ‘lof’, want je weet ook, waarom ik je aanteekeningen bij mijn werk altijd als een persoonlijke commentaar voel, die ik mij altijd op een of andere manier moet aantrekken. Ook nu heb je me een paar maal aanleiding gegeven tot meditaties, b.v. vooral, waar je schrijft over het ‘volksvermaak’ en over de tegenstelling instinct - intelligentie. Ik weet nu nog niet, of ik het met je eens moet zijn, maar in ieder geval steekt er in je observatie zooveel ‘gevoelsjuistheid’, dat ik er bepaald door getroffen werd als door een ‘waarheid’. Het is prettig, dat ik mij een definitief antwoord nog even tot mondeling kan voorbehouden, want ik zit zoo in allerlei practische laatste beslommeringen over de trouwerij en bedden en zoo, dat ik tot weinig scherpte in staat ben. (Ik schrijf alleen er tusschendoor een stuk over Vincent Haman: ‘Paapsche Sympathieën’ geheeten). Er is, merk ik, ook bij de grootste terughoudendheid, een zekere energie voor noodig, om de belangstelling van buitenstaanders bij een huwelijk te weren. Ant heeft er nog meer last van dan ik, omdat wij in Zutfen trouwen. Men schijnt het ‘onhartelijk’ te vinden, als er niet een traan valt of een theelepeltje wordt gegeven (dit laatste aanvaard ik steeds met pleizier, dat door mijn moeder dan weer ‘cynisch’ wordt genoemd. Ik moest het n.l. met een traan aanpakken). - Wij hopen nu 3 Aug. naar Bazel te komen, en vandaar af te zakken over Zürich en Chur naar Sils-Maria, om daar een paar dagen te blijven hangen. Komt mijn berekening uit, dan kunnen wij zoowat 11 of 12 Aug. in Bellevue zijn. Tegen die tijd heb je natuurlijk nader van ons gehoord; ik zal je dan vragen, een kamer voor ons te bespreken.
Ik heb Do what you will niet gelezen, maar zal het nu bepaald gaan ondernemen. Overigens deed het mij erg veel pleizier, dat je me boven Huxley stelde, in mijn hoedanigheid als schrijver van den Politicus.
De brief van Bouws aan Eddy was zoo netjes geschreven, dat, als je de man niet zou kennen en Eddy niet, je werkelijk een edelen indruk van zijn personaliteit zou meenemen! Wat schrijft hij, in zekeren zin, voortreffelijk! En wat is dus, in zekeren zin, voortreffelijk schrijven waard! Het is nu duidelijk genoeg; zijn minderwaardigheidsgevoel als niet-auteur is hem de baas geworden, zijn redding is, om in Eddy den litterator te zien en daardoor de domheid en geborneerdheid van hemzelf te [assureeren]. Dat hij uit het slot van den Politicus zijn genie wil opbouwen, moet hij weten. Moet ik me daaraan storen? Vroeger vond hij zijn ijdelheid evengoed bevestigd in Eddy's stukken tegen holl. litteratoren! Bouws haat ons, mij evengoed als Eddy, voorzoover ik ‘auteur’ ben; maar met mij papt hij het langste aan, omdat ik het minst van hem afwijk in kletspraat en conventioneele gewoontetjes; daarin kan hij zich dus weer mijn evenknie voelen. - Ik zou dolgraag ‘schoon schip’ met den man maken; maar ik wacht tot September, omdat hij mij werkelijk niet waard is, dat Forum er door in de war loopt. Ik heb hem onlangs meegedeeld, dat ik bij Zijlstra was geweest en bevonden had, dat deze bereid was op andere condities door te gaan, zonder er een persoonlijke quaestie aan te verbinden. Op deze brief heeft Bouws niet geantwoord. Hoe het ook loopt, hij moet er als secretaris uit, als wij moed hebben om door te gaan. Ik zal in September wel een praatje met hem te houden hebben, dat een ultimatum uitlokt. Voor mij heeft eigenlijk pas de doorslag gegeven zijn pertinente leugen over Zijlstra's verhouding tot Forum; met een nul kan ik desnoods in een functie samenwerken, met een oplichter niet. (Wim adviseert, het tijdschrift nu voort te zetten onder den naam FRUM).
Genoeg over Bouws. Ik vind het onaangenaam genoeg politiek tegenover hem te moeten zijn tot September. Maar het is werkelijk het beste te wachten tot een gesprek onder vier oogen, waarin ik hem onmiddellijk van repliek kan dienen.
Tot spoedig dus! Voor jullie beiden veel hart. gr. van je
Menno
Heeft Eddy mijn vorige brief gekregen?
Origineel: particuliere collectie