Menno ter Braak
aan
de leden van de Slauerhoff-Commissie
Den Haag, 30 januari 1940
Aan de leden van de Slauerhoff-Commissie
Gisteren heb ik een bespreking met den heer Zijlstra gehad, waarin de laatste details van de Slauerhoff-uitgave zijn besproken. Ik heb daarop via het A.N.P. een communiqué doen verspreiden, dat in de dagbladpers zal verschijnen en dat ik hierbij in afschrift insluit. De geheele editie verschijnt dus nog dit jaar.
De heer Zijlstra vroeg mij, of het niet wenschelijk was, dat ook de drie deelen proza van een inleiding werden voorzien, ongeveer van dezelfde lengte als die van Marsman voor de poëzie. Eigenlijk lijkt mij daarvoor alles te zeggen, zoowel om de zaak zelf als vanwege de symmetrie. Zou ik hierover de meening der leden mogen vernemen? En tevens, wien men daarvoor dan in aanmerking zou willen laten komen.
Verder vroeg de heer Zijlstra, of er niet een kolophon in het eerste deel (of in alle deelen) moest worden opgenomen, waarin vermeld wordt, dat de Sl.-commissie de uitgave verantwoordt en dat de tekst verzorgd is door K. Lekkerkerker. Hij wilde graag, dat de namen van de commissieleden daarbij ook werden vermeld. Bij nadere overweging lijkt mij dit laatste overbodig, aangezien Lekkerkerker al het werk heeft gedaan en zijn naam aan deze uitgave behoort te worden verbonden. Ook daarover graag advies.
Door De Bijenkorf is mij meegedeeld, dat zij in de lente, dus bij het verschijnen van de eerste drie deelen, een Slauerhoff-expositie wil organiseeren. Ik heb dat plan natuurlijk zeer toegejuicht en de directie verzocht zich met verschillende leden in verbinding te stellen.
Mag ik U verzoeken, dezen brief met spoed te laten circuleeren en de adviezen op een afzonderlijk papier toe te voegen? Volgorde: Binnendijk, Roland Holst, Donkersloot, Van Wessem, Lekkerkerker, terug aan Ter Braak.
Menno ter Braak