Briefwisseling Menno ter Braak - H.J. Stuvel

H.J. Stuvel
aan
Menno ter Braak

Rijswijk, 6 mei 1936

15 Waldeck Pyrmontlaan - Rijswijk (Z-H)

6 Mei - 1936

Hooggeachte Heer ter Braak,

Ik las Uw interessante beschouwing over Van Schendel ‘Avonturiers’. Vergun mij een opmerking. De kwestie, of Van Schendel lyrisch dan wel episch is kan een zaak zijn van persoonlijke smaak; een grondige een herhaalde lezing van zijn oeuvre heeft mij altijd den indruk gegeven, dat de grondtoon lyrisch is, maar dat met ‘De Waterman’ te beginnen, inderdaad een epische ontwikkeling te zien is. Het opmerkelijkste in Van Schendels laatste werken is echter mijns inziens - dat hij een stijgend dramatisch vermogen toont, dat alle vroeger gepubliceerd werk ontbrak, dikwijls op de meest fatale en noodlottige wijze. (het tooneelstuk ‘Pandorra’ is hiervan een sprekend bewijs).

Bij Uw argumenteering, dat Van Schendel onze grootste epicus is (wat ik zeer betwijfel), hebt U echter een zwak argument gebruikt, als U beweert, dat 's Gravesandes bibliografie dit episch karakter duidelijk onderstreept. De bibliografie in dezen vorm doet dat inderdaad, maar zij is helaas niet volledig en op meer dan één plaats foutief en kan dus als argumentatiebasis nimmer overtuigend zijn. De zaak is, dat niet minder dan drie Duitsche uitgaven (de belangrijkste lacune in 's Gr.'s Werk) ongenoemd bleven, hieronder zijn n.l. twee dichtbundels.

Mocht U er prijs op stellen, dan ben ik natuurlijk gaarne bereid U, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de gegevens te verstreken, die mijn bewering staven.

Van deze gelegenheid maak ik tevens gebruik U te verzekeren, dat ik inderdaad besta en geef ik u gaarne toe, dat initialen niet met vignetten verward behooren te worden.

Met vr.groet

Hoogachtend

uw dw

H.J. Stuvel

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie