Menno ter Braak
aan
Irene Vorrink

Den Haag, 18 februari 1939

Den Haag, 18 Feb. 39

Kraaienlaan 36

Zeer geachte mej. Vorrink

Uw brief heeft mij bijzonder veel genoegen gedaan; ik moet U verzoeken dus geen spijt te hebben van de vier verscheurde brieven, want sympathie, die bovendien getuigt van de juiste manier van lezen, kom ik werkelijk niet al te vaak tegen. Vooral deed het mij pleizier, dat U een goed woord over hebt voor mijn versmade romans met al hun (erkende) fouten. Voor ‘Hampton Court’ heb ik nog steeds een groot zwak, hoewel ik het boek zie als een typische jeugdroman (een afrekening met een typisch jeugdprobleem, beter gezegd). Voor ‘Dumay’ veel minder; de stijl is te familjaar, te weinig geserreerd, de ervaring, die er aan ten grondslag ligt, te weinig op een afstand gebracht. Maar Max Donner loopt bij U in de buurt in levenden lijve rond (ik zal zijn naam niet verklappen).

Als U zich voor Diderot interesseert, kan ik U aanbevelen de Pléiade-editie te koopen: in één deeltje dundruk hebt U vrijwel al zijn leesbaarste werken bijeen.

Mijn vrouw meent te weten, dat U een dochter bent van ‘Koos’ Vorrink is en aangezien zij een blauwen maandag in de A.J.C. heeft rondgewandeld, meent zij U zelfs als vierjarig kind aanschouwd te hebben. Is U dat?

Mocht U eens in Den Haag komen, belt u mij dan eens op: 393759, het is altijd een aardig experiment om den vos eens in zijn hol te bekijken en te zien, of hij niet al te erg tegenvalt.

M.vr.gr.

Uw Menno ter Braak

Origineel: IISG, archief Irene Vorrink

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie