237. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Vrijdag. [14 October 1932]

Beste Menno, Als jij voor het volgende nr. zorgt, wil je dan ervoor zorgen dat ik de proeven van de heele verdere Coster spoedig krijg? en wil je dan, bij de ‘opmaak’ rekenen op 1 bladzij meer? Ik heb n.l. door een brief van Van Eckeren gemerkt wàt het voornaamste bezwaar tegen mijn Coster-bestrijding zou kunnen worden, met een schijn van logica, en eenvoudigweg omdat men nu eenmaal aanneemt dat Coster iets is. Mijn slotzin: ‘ik getuig als mensch tegen mensch’ is, gegeven de Nederlandsche mentaliteit, totaal verkeerd; ik wil dat vervangen door iets als: ‘wat men zich tenslotte afvraagt is op welke wijze men zou hebben te argumenteeren in een streek waarin men Kokadorus zou aanzien voor een philosoof’. Of zooiets. In ieder geval heb ik, door Van Eckeren daartoe genoopt, nog verscheidene dingen te zeggen, die misschien wel een regel of tien, twaalf zullen vullen; ze zullen in jouw geest zijn, meer re-

[p. 326]

deneerend dan polemisch! Dus tel er een blz. bij, dat maakt, met de 15 blzn. van Schetsboek precies het extra vel vol. Je zult zien dat alles erg meevalt. Zend gauw de boeken en schrijf weer eens. Hart. groeten van ons Twee. Je E.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie