Menno ter Braak
aan
H.A. Gomperts

Den Haag, 29 oktober 1939

Den Haag, 29 Oct. '39

Kraaienlaan 36

 

B.G.

De bespreking van Marsman is zeker wel eenigszins beïnvloed door ‘buiten-poëtische’ motieven, n.l. door je essayistische qualiteiten, waarvoor M., geloof ik, onbegrensd respect heeft, omdat hij ze zelf eigenlijk niet heeft. Voor hem is een essay altijd een soort nevending van de poëzie gebleven; bij jou vindt hij de omgekeerde verhouding... en toch een onloochenbaar dichterlijke qualiteit, dus geen ‘greshovisme’, geen mengeling van beide door elkaar, zonder dat een van beide volkomen tot zijn recht komt (in mijn oogen). Het citaat, dat hij opnam, vond ik b.v. heel ongelukkig, omdat het op zichzelf, geïsoleerd, allerminst een indruk geeft van je ‘dichterschap’, maar juist wel van je ‘denken’; en dat wilde hij in zijn critiek toch niet bewijzen.

Natuurlijk wil ik graag mijn best doen voor Van der Vies. Ik heb vroeger tegenover Verbeek al eens zijn naam laten vallen; nu zou ik wat meer met scherp kunnen gaan schieten. Alleen wil ik vermijden, dat voor mij daaruit een soort verplichting voortvloeit, want tooneeldirecteuren zijn er meesters in om daarvan misbruik te maken, en ik heb in dit opzicht altijd de uiterste reserve betracht (b.v. aan Van der Lugt geweigerd over de opvoering van mijn ‘Pantserkrant’ te spreken, waar hij natuurlijk een eigenaardig voordeeltje in zag). Maar in dit geval sta ik tamelijk vrij; ik kan het op het experiment gooien, en dan behoort Verbeek als kunstenaar al te likkebaarden. Ook zou ik zelf bijzonder veel pleizier hebben (openlijk en stiekem), als dit plan werkelijkheid werd. Dus: laat Van der Vies mij opbellen, als hij in Den Haag is, dan zullen wij krijgsraad houden. Kom zoo mogelijk mee!

Gisteren las ik in ‘De Gemeenschap’ een heftige polemiek van Van Duinkerken tegen ‘De Nieuwe Elite’. Ik wil er niet op ingaan, omdat ik deze man al zoo vaak bestreden heb, maar voor mijn gevoel zou ik hem eigenlijk moeten vertellen, wat Marsman hem al eens wilde vertellen: dat hij een ‘schoft’ is. Ik houd niet van het groote woord, en zou het dus nooit gebruiken, maar ik voel dit artikel als zoo door en door oneerlijk en insinueerend, dat ik er toch nog een beetje verbaasd over ben: hoe kan iemand naar zulke benepen middelen grijpen om te polemiseeren.

Ik zal Van Lier, zoodra ik hem spreek, nadrukkelijk je verzoek overbrengen.

hart.gr., ook van Ant,

je MtB.

 

Las je in de laatste Groene het artikel van Helman over Van Schendel? Het ressentiment gecamoufleerd als onafhankelijk oordeel, de ongenuanceerdheid opgedoft als doodelijk vonnis, het meest hypocriet is zijn ‘verteedering’ over den vroegeren Van Schendel.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie