H.A. Gomperts
aan
Menno ter Braak

Wijk aan Zee, 26 februari 1940

Wijk, 26 Febr. '40

‘Westerduin'

 

B.M.

Ik ben benieuwd naar het antwoord, dat je t.z.t. geven zult, alhoewel het met dat ‘passeren’, dat je mij toedicht, niet zo'n vaart loopt, geloof ik. Onze verschillen zijn ten slotte nuancekwesties, die voortvloeien uit onze verschillen... Volgens Van Leeuwen, (die mijn afzondering deelt), zou mijn critiek jou niet raken, omdat het jurisme, dat ik je in de schoenen schuif, ongeveer zou vallen onder wat ik noemde ‘intercatastrofale ironie’. Ik weet niet, of hij daarin gelijk heeft. Die ironie is inderdaad veel meer ‘gemeend’ dan wat men zo dagelijks ironie noemt, maar misschien is jouw ‘jurisme’ in nog grotere mate ‘gemeend’. Schrijf eens, wat je daarover denkt. Indien V.L. gelijk heeft, dan is de ‘kardinale vraag’, die je opwerpt, in hoeverre iemand zich door zijn eigen jurisme kan laten binden, zonder zijn historisme te verraden, daarmee vrijwel ‘beantwoord’. Ik ben mij er overigens van bewust, hoeveel overeenkomst dit z.g. passeren kan hebben met het ‘passeren’ op een bergpas, waarbij men in de zig-zag soms ‘verder’ blijkt te zijn, dan een ander, die dit ‘verder’ al weer lang achter zich heeft. Ik zeg niet, dat het in ons geval zo is, want ik overzie die weg niet genoeg, omdat te kunnen beweren, (juist daardoor kan ik mijn critiek staande houden), maar ik houd rekening met de mogelijkheid. Essentieel is inderdaad, dat ik vrijer sta, zoals je schrijft, minder ingeschakeld ben in de maatschappij; het is best mogelijk, dat dat samen hangt met het leeftijdsverschil en met mijn toevallig feitelijk buitenstaanderschap.

Is het niet mogelijk, die roman nu eens te schrijven, b.v. door je beroepswerk met wat minder toewijding te doen? Het lijkt mij niet gezond, daar zo lang mee rond te lopen. Wat rijp is, moet eruit en ik ben erg nieuwsgierig. Wat is eigenlijk ‘tragisch leven’? Het lijkt mij zo, dat, als men hiervan een definitie geeft, òf iedereen eronder valt, of niemand. - Laat het niet langer van Hitler (en [Dens]) afhangen!

Hier is het poollandschap, dat aan het strand te zien was, plotseling verdwenen, maar de staat van beleg met al zijn ongemakken van verboden en krijgshaftigheid is gebleven. Wij leven tussen betonnen duinen met opzichtige camouflages en op zee wordt veel geschoten en getoeterd. Overal loopt het jonge prikkeldraad al uit. Wij leven in onmin met de koddebeiers, maar in grote min met de vogels, die ook al niet bang zijn. De hoogovens in Velsen maken meer lawaai dan de zee, zodat bommen altijd nog wel iets goeds kunnen doen. Over het beroepsjurisme zou ik vele litanieën kunnen aanheffen, maar ik slik ze in. - Ik hef er wel een aan over de revisie van de ‘Catastrofe’, die mij onthouden bleef en die door Leopold met een zo ongelooflijke eigenwijsheid is verricht, dat ik mij hevig geërgerd heb. Bij alle mannelijke dieren of zo heeft de man ennen aangeplakt en dan nog zo vaak fout of niet... Als hij dan denkt dat het fout is, om ze weg te laten, waarom gunt hij mij dan niet eens mijn eigen fouten? En dat heet vrije bladen! En accenten op elite enz.enz. Er staan ook nog wel fouten van mij in, maar die heeft hij niet verbeterd. Het is werkelijk een catastrofe.

Hart.gr. voor jullie beiden t.t. Hans.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie