Menno ter Braak
aan
Victor Varangot

Den Haag, 10 januari 1938

Den Haag, 10 Jan. '38

 

B.V.

Van nieuwe besprekingen blijk ik, ook na je brief, niets verwachten; bovendien lijken ze mij overbodig, na wat wij in ‘Le Ciel Bleu’ hebben gezegd. Ik zou ook geen enkele reden gehad hebben om het toen door mij uiteengezette te rectificeeren, als de episode van de Vlaamsche critiek, waar jullie mij in wilde betrekken, mij niet gedwongen had mijn houding nogmaals te bepalen. Deze questie is voor mij, nadat ik bij jullie vergeefs heb aangedrongen, op feiten zwart of wit, en geen bakerpraatjes, afgedaan, voor zover zij Truida, jou en mij aangaat. Wat er tuschen Greshoff en Maurice Roelants verder gebeurt, is een andere zaak, die ik met veel belangstelling zal volgen. Ik heb geen enkele reden om aan Greshoffs geloofwaardigheid te twijfelen, zoolang mij daarvoor geen sprekende bewijzen worden gegeven. Dat hij een onderhoud als door jou bedoeld zal weigeren, lijkt mij voor de hand te liggen, ook zonder ‘leugens’ en ‘sluwe voorwendsels’ als hulplijn te construeeren.

Onder voorwaarde, dat over het geval Greshoff met geen woord meer gesproken wordt (niet omdat ik er bezwaar tegen heb, maar omdat het voor mijn ouders onpleizierig is), heb ik er niets geen bezwaar tegen je voortaan weer in Eibergen te ontmoeten. Ik had er trouwens ook niets tegen gehad om Truida te ontmoeten, maar in Eibergen was men niet gesteld op de versche confrontatie van twee standpunten inzake Vlaamsche critiek, d.w.z. inzake Greshoff.

Ik hoop, dat hiermee de aangelegenheid, waarover je schrijft, wel voeldoende is besproken.

v.gr. ook voor Truida

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie