Truida ter Braak
aan
Menno ter Braak

Hilversum, [27 juli 1935]

Hilversum, Zaterdag

 

Beste Menno,

Hoewel je geen invloed op de gang van zaken wil uitoefenen en je al twee maal je meening over Victor uiteen gezet hebt, schijn je het noodig te vinden, dat nogmaals te doen. Het effect van je brieven wordt verzwakt doordat je de waarheid eenigzins verdraait. (Het doet me denken aan de critiek van Uijldert over Eddy).

Ten eerste wordt door het trouwen niet officieel de steun van mijn familie aan Victor verzekerd. Je weet misschien ook dat officieel hij mij zou moeten onderhouden, bij in gebreke blijven zijn familie, die wat kapitaalkracht betreft vrijwel met vader en moeder gelijk staat. Van vader en moeder, die het niet kunnen missen heb ik zelfs de laatste tijd niets gekregen (eerlijkheidshalve 2 tubes [x] en ik meen een vorige keer reisgeld voor mezelf.); de e25,- die je moeder aan Victor zag geven, waren de gebruikelijke maandelijksche van tante Anna. Tante Anna staat op het standpunt dat zij niets meer begrijpt van de moderne jeugd, er geen oordeel over wil vellen en dat zij mij als we zouden trouwen dezelfde steun zou blijven geven.

Victor heeft tot April van zich zelf vaak verdienste gehad en sindsdien heeft hij met boekbesprekingen, werkjes voor Jan Gr. en het reisbureau één en ander bijverdiend. Dat is dus drie maanden zoo gegaan in Brussel zijn onze uitgaven niet groot.

Wat Victor van anderen aangenomen heeft is geweest van zijn ouders, van jou en van mij. Ik geloof niet dat ik sinds half November meer gekregen heb dan daarvoor. De familie Varangot zal het na het faillissement eerder in staat zijn om ons te helpen dan daarvoor.

Wat mijn standpunt betreft, ik sta er natuurlijk anders tegenover dan jullie. Ik ken Victor's karakter beter en alle omstandigheden. Ik was het in Eibergen roerend met je eens dat Victor alles moet aannemen en iets buiten de literatuur ondernemen. Dat vind ik ook nu nog. Ik heb hem afgeraden naar dat reisbureau te solliciteeren. Hij heeft zich overigens niet bezorgd gemaakt dat hij zich overwerken zou, ik zei alleen dat ze hier allemaal overspannen zijn. Vannacht is Victor tot half 4 gebleven, een paar anderen zijn helemaal niet naar bed geweest.

Inzake het trouwen heb ik me, meen ik, steeds aan de kant van Victor geschaard. Mijn standpunt is dat er niets verandert waardoor iemand benadeeld zou kunnen worden. Als het onmogelijk blijkt in Brussel iets te vinden, zal Victor naar Holland gaan om het te probeeren, maar in Brussel hebben we veel minder noodig en heb ik nog altijd mijn baantje. Wij denken er niet aan beroep te doen op een dubbele steun van de familie omdat we getrouwd zijn. Zoo noodig zal Victor toch altijd nog wel onderdak bij zijn ouders kunnen krijgen. Tot nu toe heb ik zijn voornemens om uit Brussel te gaan eerder tegen- dan in de hand gewerkt. Misschien kun je je voorstellen dat ik zoo zwak ben om hem liever daar te houden.

Dat ik veronderstelde dat je naar aanleiding van een brief van moeder schreef, suggereerde deze zelf. Zij schreef dat zij jou op de hoogte had gebracht en of wij al iets gehoord hadden. Haar houding is buitengewoon sympathiek. Moeder heeft spontaan haar meening gezegd en rept er nu met geen woord meer over terwijl zij er alle moeite voor doet, die onvermijdelijk is.

Dat de familie niet juicht bij deze gebeurtenis, die voor mij overigens niets dan een formaliteit is, kan ik me best begrijpen, maar niet dat zij zich plotseling moreel? verplicht voelt om voor Victor te gaan zorgen.

Enfin, ik schrijf er niet meer over. Er gebeurt Woensdag niets bijzonders, we bevestigen alleen een stap van een half jaar geleden. De toekomst blijft even dubieus als hij was.

Hartelijke groeten voor Ant en jou.

Truida

 

We komen Dinsdag om 19.48

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie