Menno ter Braak
aan
Truida ter Braak (Hilversum)
Den Haag, 27 juli 1935
den Haag, 27.VII.'35
Beste Truida
Na eenig beraad wil ik dan wel optreden als getuige, en dat vooral om niet den indruk te wekken van een [xxx], die ik noch jij verlangt. Maar leid daaruit niet af, dat ik iets van mijn woorden terugneem en voor mijn pleizier aan deze plechtigheid deelneem. Het is voor mij een pijnlijke zaak, die ik uitsluitend accepteer omdat ik niet wil dat er verkeerde conclusies uit mijn weigering worden getrokken. Wim en Ant zijn het overigens geheel met mij eens.
Je veronderstelling, dat ik in opdracht van de oudelui gehandeld zou hebben, is absurd. Ik had van hen nog niet gehoord, toen ik schreef. Maar ik vind hun houding in dezen zeer veel sympathieker en ook verstandiger dan de jouwe. Zij hebben ieder ‘burgerlijk’ bezwaar tegen samenleven op zij gezet en geen enkele poging gedaan om daar een eind aan te maken; die liberale houding weten jullie blijkbaar niet beter te waardeeren dan door plus royalistes que le roi te zijn en hen voor het fait accompli van een huwelijk te stellen. Wat ik jou in dezen verwijt, is je standpuntloosheid; je waait met alle winden mee, je geeft mij in Eibergen gelijk, je laat je in Hilversum spoorslags weer ompraten door de familie Varangot, die zich blijkbaar erg veel van deze onderneming voorstelt, je verzuimt invloed uit te oefenen op de gedragingen van Victor, door hem het geld, dat je van Eibergen ontvangt, nog als iets vanzelfsprekends aan te praten. Dat je je solidair met hem verklaart, is te begrijpen, maar dat behoeft nog niet in te houden, dat je geen standpunt inneemt t.o.v. zijn allerbelabberste neigingen, je vergist je, als je meent, dat ik ook maar iets tegen samenwonen heb; maar ik heb veel tegen samenhokken op kosten van derden, zonder dat de man in quaestie iets serieus onderneemt om aan dien toestand een eind te maken. De angst van Victor om in zijn reisbureau overspannen te worden zonder dat hij het zelfs maar geprobeerd heeft, is lichtelijk ridicuul, wanneer ik dat vergelijk met een analoog geval: Rob de Roos, musicus en gewoon betrekkelijk onafhankelijk te leven, die een rotbaantje aan de [Chearing] met werk dagelijks van 9-5 en 7-10 heeft waargenomen van 70 gulden per maand voor zijn vrouw te kunnen verdienen! En overspannen is hij niet eens geworden!
Maar dit zijn tenslotte imponderabilia; wanneer men dat niet voelt, is er niet over te praten. Blijkbaar voel jij het ook niet, althans niet voldoende om je tegen de hinderlijke veronderstellingen over practisch nut van Varangot-zijde te verzetten. De ouders van V. zijn, blijkens den curator, waarover hij mij gisteren sprak, nog wel failliet ook, zoodat hij zich als steuntrekker dus geheel toevertrouwt aan de goede zorgen van zijn a.s. schoonfamilie! Ik wil er verder niets meer van zeggen; maar als hij zich binnen laat ons zeggen 2 maanden na dit heroische huwelijk niet van die blamabele steuntrekkerij, nu gegarandeerd door den Burgerlijken Macht, volledig heeft losgemaakt, vind ik hem ronduit een profiteur van de kwalijkste soort. En dat die bankbiljetten uit Eibergen hem niet allang in dat vreeselijke reisbureau hebben gejaagd, verklaar ik in geen enkel opzicht te begrijpen, al leverde het [750] op, dan nog...............
tot Dinsdag dus, hgr. je M.
Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam