Truida Varangot-ter Braak
aan
Menno ter Braak

Woluwe, 30 november 1937

Waarde Menno,

Je dwingt me tot het gebruik van ondubbelzinnige termen. Zooals je zeer terecht opmerkt heb ik mijn betrekkingen met Greshoff verbroken, ik kan dus onomwonden zijn zonder mij te verwijten iets achter zijn rug te zeggen. Ik zal nog eenmaal trachten je iets duidelijk te maken wat je zelf behoorde in te zien, daar je Greshoff minstens even goed beweert te kennen als ik.

Je verdraait de zaken. Er is hier geen sprake van een intrige tegen Greshoff maar van een intrige van Greshoff tegen Maurice. Van roddelpraat weet ik niets. Wat ik je schreef weet ik als oog- of oorgetuige van Maurice en Greshoff zelf.

Ik heb mijn eerste brief aan jou aan Greshoff laten lezen. Je kunt dus niet volhouden dat ik jou achter zijn rug er in betrokken heb.

Leg me eens uit waarom Greshoff in de laatste plaats rancune tegen de Vlamingen kan hebben.

Wanneer iemand een lastercampagne organiseert tegen een persoon en daarvoor op slinksche wijze de bewuste of onbewuste medewerking probeert te verkrijgen van mijn broer, dan is het zeer begrijpelijk dat ik dien broer waarschuw. Vooral als het geldt aan de eene kant iemand die mijn volle sympathie heeft en die een integrale ‘honnête homme’ is, in casu Maurice Roelants en aan de andere kant een laffe en geraffineerde intrigant die als zijn intriges mislukken op medelijden speculeert (om geen sterkere uitdrukking te gebruiken) dien je een van je beste vrienden durft te noemen. Jij gaat blijkbaar evenals hij van het standpunt uit, dat je niets te maken hebt met het doen en laten van je ‘kameraden’. Het kan je dus niets schelen wat ze achter jou of iemands anders' rug doen, wanneer ze maar hartelijk en charmant zijn in je gezicht.

Het ergste vind ik het, dat je eerder aan mijn goede trouw twijfelt dan aan die van Greshoff. Daar ik je tot nu toe als fatsoenlijk man gekend heb, valt het mij moeilijk aan te nemen dat je je willens en wetens solidair verklaart met Greshoff. Dus moet ik vaststellen dat je zoo naïef bent om je door hem te laten imponeeren. Tot je verontschuldiging kan aangevoerd worden dat wij, die hem jaren achtereen dag aan dag aan het werk gezien hebben, ons ook lang door zijn charmes hebben laten fascineeren.

Ik zal je niet verder irriteren met bewijzen die jij, onder Greshoviaansche hypnose laster wilt noemen en een staaltje van mijn corrupte mentaliteit.

Truida

 

P.S. Ik had je willen voorstellen over dit alles nog eens te praten, maar nu je de dingen zoo opvat heeft het geen zin meer.

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie